Uit het veldonderzoek blijkt dat de bodem tot 0,8 à 1,2 m -mv bestaat uit overslaggronden) met daaronder tot circa 1,8 m -mv komafzettingen van de Maas. De zware komklei gaat geleidelijk over in kalkrijke, lichtere klei tot zand. Dit betreffen mogelijk afzettingen van de Dieze die rijk aan zeer fijn schelpengruis zijn of oeverafzettingen van een ter plaatse niet gekarteerde stroomgordel. Vanaf 3,3 à 3,5 m -mv gaan de kalkrijke afzettingen met een scherpe grens over in dekzand, waarbij ter plaatse van boring 5 schelpresten zijn gevonden in de A-horizont van het dekzand. Cultuurlagen zijn niet aangetroffen.
De onderliggende komgronden waren vanwege periodieke overstromingen niet geschikt voor bewoning. De meer zandige afzettingen die vanaf 1,8 m -mv voorkomen waren dat wel. Deze zullen vanaf de Romeinse tijd (begin sedimentatie Maas) afgedekt zijn. Eventuele oude oppervlaktes zijn niet geërodeerd, maar vegetatiehorizonten die duiden op het voorkomen van een oud oppervlak zijn in deze rivierafzettingen niet aangetroffen.