Deze rapportage beschrijft de resultaten van de opgraving in Ooijen-Wanssum deelgebied W6, dat deel uitmaakt van het plangebied Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum. Deelgebied W6 bevindt zich in het projectdeelgebied Weerd Wanssum en ligt op een lager gelegen terrasrest die wordt doorsneden door enkele jongere, holocene geulen. Volgens de (inmiddels uitgevoerde) plannen wordt dit terrein ontgraven.Naar aanleiding van de karteringPLUS die in 2019 in het gehele deelgebied W6 (45.475 m2) is uitgevoerd, is geconcludeerd dat hier mogelijk sprake is van een nederzettingsterrein en/of grafveld uit de periode Romeinse tijd t/m nieuwe tijd. Tevens is de verwachting uitgesproken dat resten verwacht kunnen worden die samenhangen met het naastgelegen kasteelterrein (gracht, palissade, beschoeiing?). Vondsten van vuursteen kunnen duiden op menselijke activiteitenin de steentijd.Daarom is vervolgens begin 2020 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Hierbij is een terrein ter grootte van 29.646 m2 onderzocht. Door een communicatiefout was een terrein ter grootte van 15.830 m2 reeds “op profiel gebracht”. Dit proefsleuvenonderzoek heeft in de noordelijke helft van deelgebied W6 de aanwezigheid van een behoudenswaardige vindplaats aangetoond die op dat moment slechts globaal in de vroege middeleeuwen B t/m late middeleeuwen A kon worden gedateerd. De vindplaats omvat de relatief hooggelegen zone ten zuiden van een holocene restgeul, waar een concentratie sporen in combinatiemet vondstmateriaal aanwezig is. De contouren zijn bepaald aan de hand van zowel archeologische (sporen en vondstmateriaal) als landschappelijke parameters. Van de vindplaats werd 9.330 m2 bedreigd door de geplande ontgravingen.Omdat deze vindplaats niet door planaanpassing behouden kon blijven, is deze in de zomermaanden van 2020 opgegraven. De opgraving is gefaseerd uitgevoerd. In fase 1 is 2.500 m2 rondom de in het proefsleuvenonderzoek blootgelegde spoorconcentratie opgegraven. Op basis van de resultaten daarvan is na gezamenlijk overleg besloten tot uitbreiding van de opgraving (fase 2), waarin nog eens 1.102 m2 is blootgelegd om het hier aanwezige erf zo volledig mogelijk te kunnen onderzoeken. Tevens is een met zand dichtgestoven pleistocene restgeul gedocumenteerd in een 78 m lang profiel en bemonsterd voor nader specialistisch onderzoek.Door de opgraving in Ooijen-Wanssum deelgebied W6 hebben we goed zicht gekregen op de activiteiten die op deze locatie in het verleden hebben plaatsgevonden, maar ook op de ontwikkeling van het landschap door de tijd heen.De onderzochte locatie bevindt zich op een terrasrest die door middel van OSL-onderzoek in het gevorderde Pleniglaciaal is gedateerd (16.400-16.000 voor heden). Deze oude datering was een verrassing, omdat er op basis van de hoogteligging altijd van uit is gegaan dat dit terras uit de Late Dryas zou stammen. Van de top van het terras blijkt minstens zes meter sediment te zijn geërodeerd. In de eindfase van het Late Dryas stadiaal naar het Holoceen (11.700 jaar voor heden) is over de terrasrest een zandige versie van de Laag van Wijchen afgezet, die tot in de midden-ijzertijd bewoond is geweest en totin de Romeinse tijd of later het maaiveld vormde, totdat deze werd afgedekt door het post-Romeinse dek. Noemenswaardig is verder de vondst van een met rivierduinzand dichtgestoven restgeul uit het Pleniglaciaal of wellicht nog het begin van het Bølling-interstadiaal (16.000-14.000 voor heden).De verzamelde gegevens tonen een in de overgang van de vroege naar de midden-ijzertijd bewoond eenfasig en eenledig erf op de terrasrest en de afdekkende Laag van Wijchen. Dit erf dateert dus niet uit de middeleeuwen, zoals op basis van vondstmateriaal uit het proefsleuvenonderzoek nog werd verondersteld. Na het verlaten van dit erf zijn er pas weer uit de middeleeuwen en/of nieuwe tijd duidelijke aanwijzingen voor menselijke activiteiten. Ten slottezijn resten gevonden uit de Tweede Wereldoorlog.Het onderzoek heeft spaarzame resten uit de steentijd opgeleverd in de vorm van losse vondsten, namelijk enkele vuurstenen artefacten uit het mesolithicum danwel het neolithicum. Het vuursteen is hoofdzakelijk verzameld uit natuurlijke bodemlagen, verspreid over het onderzochte terrein. Van resten van bewoning of een specifieke activiteitenzone uit het mesolithicum of neolithicum in de vorm van clusters of verdichtingen van vondstmateriaal is geen sprake.De meeste in de opgraving aangetroffen archeologische resten dateren uit de ijzertijd en behoren tot een eenfasig en eenledig erf dat op basis van 14C-onderzoek en analyse van het hier verzamelde handgevormde aardewerk dateert uit de gevorderde vroege ijzertijd en het begin van de midden-ijzertijd (Van den Broeke’s fasen C t/m E en een groot deel van fase F). Daarna is het erf verlaten waarbij het hoofdgebouw is ontmanteld.Centraal op het erf bevond zich een groot gebouw, waarvan de locatie herkend is aan de hand van de hier aanwezige vrij liggende concentratie paalsporen.We gaan er van uit dat het hier gaat om een hoofdgebouw. De plattegrond is echter fragmentarisch en het gebouwtype is dan ook niet bekend. Rondom het hoofdgebouw zijn enkele vierpalige spiekers, een mogelijke driepalige structuur, palenrijen, afvalkuilen, silokuilen en een waterkuil aanwezig. Deze elementen representeren de verschillende activiteiten die op het erf plaats vonden: de opslag van de oogst, het drogen van materialen aan droogrekken, het wegwerken van afval, het bewaren van voedsel en het putten vandrinkwater uit een waterkuil. Deze waterkuil is vermoedelijk alleen bij hoge grondwaterstanden waterhoudend geweest. Tevens zijn aanwijzingen gevonden voor het malen, bereiden en nuttigen van voedsel, het spinnen van wol en het scherpen van gereedschappen. De bewoners van de nederzetting verbouwden emmertarwe of spelttarwe en hielden (en consumeerden) dieren.Er zijn geen resten gevonden van fysieke grenzen van het erf, zoals greppels of een palissade. Desondanks zijn er wel enige aanwijzingen waar de grenzen van het erf zich kunnen hebben bevonden. Het erf wordt aan de noordoostzijde begrensd door een met rivierduinzand opgevulde pleistocene geul en in het zuidwesten door de hier aanwezige holocene restgeul. De zuidoostelijke en noordwestelijke erfgrenzen zijn meer diffuus, maar vallen waarschijnlijk ongeveer samen met de grenzen van de opgraving gezien de lagere spoor- envondstdichtheid in deze delen van de opgraving. Vermoedelijk bestrijkt het erf een oppervlakte van ca. 50 x 70 m. Ook buiten het erf hebben de bewoners activiteiten uitgevoerd, gezien de vondst tijdens het proefsleuvenonderzoek van een afvalkuil die zich bevond op een afstand van ca. 80 m ten noordwesten van het erf, aan de zuidelijke rand van de hier aanwezige vroeg-holocene geul.Uit de Romeinse tijd stammen enkele losse scherven aardewerk diehoofdzakelijk zijn verzameld uit bodemlagen. In de middeleeuwen en/of de nieuwe tijd is op het terrein zand gewonnen uit de opgevulde pleistocene geul. Hiertoe zijn rechthoekige en vierkante diepe kuilen gegraven. Dit goed gesorteerde en zuivere zand kan voor verschillende doeleinden zijn gebruikt, bijvoorbeeld voor de productie van mortel of voor gebruik als vlijzand voor in steen opgetrokken gebouwen zoals bijvoorbeeld het middeleeuwse kasteelBlitterswijck of de Onze-Lieve-Vrouw Geboortekerk in Blitterswijck, of wellicht bij de bouw van de muur die het omgrachte kasteelterrein en het gebied daarbuiten omgeeft.Een noemenswaardige vondst die geen verband houdt met de zandwinning maar vermoedelijk wel een relatie heeft met het nabijgelegen kasteel Blitterswijck, is de ijzeren kruisboogpijlpunt uit de 13e of 14e eeuw. Deze vondst kan duiden op gevechtshandelingen bij het kasteel of de jacht.De jongste op het terrein aangetroffen resten omvatten de resten van een in de bodem ontplofte Engelse 3 inch raket, waaronder een stuk van de motor daarvan, en de staart van een Duitse 8 cm mortier. Het zijn de resten van hevige strijd in dit gebied tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Date Submitted: 2022-05-19