In opdracht van Mooder Maas heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC een archeologisch inventariserend veldonderzoek uitgevoerd met behulp van boringen (karterende fase) in het plangebied Ooijen-Wanssum Hoogwatergeul, deelgebied ‘De Hoge Rug’. Dit in verband met de aanleg van een hoogwatergeul in het kader van de Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum. Het betreft het vervolg op eerdere fasen van inventariserend onderzoek (verkenning plus en kartering plus).Uit de voorgaande onderzoeken was gebleken dat het deelgebied bestaat uit een verticaal opgebouwde kronkelwaardrug, met meerdere (potentieel) archeologische niveaus. Naar aanleiding hiervan zijn, in samenspraak met de opdrachtgever en de bevoegde overheid, boringen geplaatst in een 4 x 5 m boorgrid. Conform het PvE is de bodem per circa 30 cm bemonsterd en nat gezeefd over een 3 mm zeef. Er zijn in totaal 231 boringen geplaatst en er zijn intotaal 1.673 boormonsters verzameld. De bemonsterde positie van elke karterende boring is driedimensionaal vastgelegd en globaal gekoppeld aan de lithogenetische eenheden die in voorgaand landschappelijk booronderzoek opvindplaats de Hoge Rug zijn vastgesteld.Aan de hand van de verzamelde gegevens en interpolatiekaarten is zo een beeld verkregen van de spreiding en clustering van de verzamelde vondsten. Vervolgens zijn clusters begrensd op basis van het uitgangspunt dat sprake is van een cluster indien in een boring tenminste vier stuks vuursteen per bemonsterd bodemniveau worden gevonden, rondom begrensd door een gebied met minder dan vier vuursteenvondsten per boring. De verspreiding van de andere vondstcategorieën zoals bijvoorbeeld handgevormd of gedraaid aardewerk en natuursteen is ook geanalyseerd om uitspraken over de archeologische potentie van de vindplaats te kunnen doen.Deze werkwijze geeft een redelijk goed inzicht in de omvang van de mesolithische vuursteenclusters en de omvang van de vindplaatsen uit het neolithicum, de ijzertijd-Romeinse tijd en de middeleeuwen. Waar de vuurstenen artefacten werden aangetroffen, zijn de mogelijke aard en omvang van de concentratie bepaald door een typologisch onderzoek en verspreidingsanalyse van het materiaal.In het rapport zijn de vondsten beschreven per archeologische periode. De belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn:Binnen deelgebied de Hoge Rug is sprake van een dermate hoge dichtheid aan vuursteenvondsten, dat hierbinnen afzonderlijke concentraties aangewezen konden worden.- op de meeste terreindelen is vuursteen gevonden;- daarbinnen zijn clusters aanwijsbaar;- datering is vermoedelijk midden-mesolithicum;- in grosso modo lijken de clusters te liggen op de westelijke flank van dekronkelwaardrug, maar er zijn ook verdichtingen in vuursteen op het allerhoogste, oostelijke deel van de rug aangetroffen.De resten uit het neolithicum bestaan uit zones van vondsten van aardewerk en mogelijk vuursteen en natuursteen. De resten uit de ijzertijd bestaan uit een vondstspreiding over het gehele deelgebied, met verdichtingen binnen bepaaldezones. De resten uit de Romeinse tijd en middeleeuwen bestaan uit een losse spreiding van vondstmateriaal, die ervan getuigen dat het gebied in deze periode onder de ploeg was.Op basis van de (relatieve) dichtheden van vondstmateriaal is bepaald of verderonderzoek nodig is en in welke vorm. De conclusies en de aanbevelingen wordenin hoofdstuk 5 van dit rapport gepresenteerd.
Date Submitted: 2020-10-06