A9001 Rhoonse Stort_ 210814_A9001 IVO-P Rhoon Zegenpolder

In april en juli 2019 is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in de Zegenpolder ten zuiden van Rhoon. Het onderzoek was noodzakelijk, omdat voor saneringswerkzaamheden rond de Rhoonse stort grond nodig was voor de aanleg van een aarden wal met als doel het doorsijpelen van verontreinigd grondwater uit de stort in de polder te verminderen. Het ontgraven van grond was dusdanig gekozen, dat de natuur- en belevingswaarden van de Zegenpolder ook meteen zijn vergroot. Watergangen zijn verbreed en natuurvriendelijke oevers zijn aangelegd. In deze rapportage wordt uitgebreid ingegaan op de gehele procesgang van het onderzoek. Er lag een gedegen vooronderzoek van RAAP onderzoeks- en adviesbureau ten grondslag aan het proefsleuven-onderzoek. Op basis van raadpleging van bekende gegevens en literatuur, de vondst van een lineair langgerekt spoor op een luchtfoto, bewerking van het Actuele Hoogtebestand Nederland en de resultaten van een archeologisch en fysisch geografisch booronderzoek, werden ter plaatse resten van een dijk (in proefsleuf 1 en 2) en resten van mogelijk een terp (in proefsleuf 3) verwacht. Deze verwachting bleek deels juist. In het Programma van Eisen zijn duidelijke onderzoeksvragen geformuleerd. Het onderzoek is zowel karterend als waarderend van aard. De vraagstelling die met behulp van het proefsleuvenonderzoek dient te worden beantwoord, is dan ook vooral gericht op de omvang, diepteligging, aard en ouderdom van eventueel in het plangebied aanwezige vindplaatsen en het bepalen van de behoudenswaardigheid daarvan. De aan te leggen proefsleuven zijn er op gericht de exacte opbouw, fasering en datering van de vermoede dijk (inclusief eventuele dijksloot) behorend bij de Riederwaard vast te stellen. Tevens dient informatie vergaard te worden over de eventueel aanwezige woonheuvel of terplichaam. Door de opdrachtgever, een combinatie van Combinatie Ploegam - Den Ouden is gevraagd aan de Senior KNA Archeoloog van Bodac (onderdeel van de Den Ouden groep) of hij het onderzoek kon uitvoeren. Hoewel er altijd nadelen kleven aan het overnemen van een onderzoek, werd met alle vertrouwen gestart. Van tevoren is uitgebreid kennisgenomen van het vooronderzoek en is een Plan van Aanpak opgesteld. Hier werd al uitgegaan van een onderzoek gericht op de specifieke archeologische sporen binnen hun landschappelijke context en complexe stratigrafie. Het veldonderzoek is vervolgens uitgevoerd samen met twee Senior KNA Archeologen van SOB Research, die ook ruime ervaring hebben met onderzoeken in de regio en ook zelf dijken hebben onderzocht. De praktijk bleek weerbarstiger. Terwijl in de eerste proefsleuf de antropogene ophogingslagen werden vastgesteld, was ook hier het profiel instabiel, waardoor niet dieper werd gegraven dan de onderzijde van de ophogingslagen. In proefsleuf 2 bleek de bovengrond zo slap en watervoerend, dat direct na de aanleg van het tweede vlak grote delen van het profiel instortten. Aangezien in een keer een zo lang mogelijk profiel was aangelegd, was het praktisch gezien niet goed mogelijk om het profiel opnieuw aan te leggen, zonder de lagen te beschadigen. Hoewel in het veld al werd getwijfeld over de interpretatie van de bodemlagen/ het spoor, werd deze in het evaluatieverslag afgeserveerd als natuurlijk verschijnsel. Zeker ook, omdat in de naastgelegen proefsleuf 3 bodemlagen werden gedocumenteerd, die ook sterk op een natuurlijke geulvulling leken. Terecht hebben de archeologen van BOOR (adviseur archeologie van de gemeente Albrandswaard), die veel ervaring hebben in dijkenonderzoek, geconstateerd dat het onderzoek niet in voldoende mate is uitgevoerd. Er had dieper moeten worden gegraven en er hadden langere profielen gedocumenteerd moeten worden. Daarom is in overleg met de opdrachtgever een tweede fase van veldonderzoek uitgevoerd. Aangezien het een droge periode was en er kleinere sleuven werden opengelegd, stortten de profielen dit keer niet in en kon het onderzoek naar tevredenheid worden uitgevoerd. Het terrein is door de gemeente, na overleg met BOOR, vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen. Bij de tweede fase van het veldonderzoek is geconstateerd dat de ophogingslagen van de dijk in werkput 1 breder waren en niet begrensd zijn door dijksloten, maar dat de dijk juist verstoord is door sloten/ geulen, en/of een grote ingraving. Dit levert een ander beeld op. Er werden afgezien van twee botfragmenten geen vondsten gedaan in de ophogingslagen van de dijk. In het grote spoor (spoor 2)dat in de oostzijde van de dijk in werkput 1 is ingegraven, werden wel vondsten gedaan. De aardewerkfragmenten (gedraaid grijsbakkend en kogelpot, gemagerd met fijne kwarts) dateren uit (de eerste helft van) de 13de eeuw (-14de eeuw). De vondst van ene fragment huttenleem wijst mogelijk op bewoning in de Late Middeleeuwen in de directe omgeving. Zoals altijd leveren vondsten in een spoor een terminus post quem (daterend na) op voor het graven van het betreffende spoor. Er kan namelijk bij het uitgraven van het spoor, of opvullen van het spoor ouder materiaal in het spoor terecht zijn gekomen. Desondanks is de datering van het aardewerk interessant en levert interessante gegevens op voor een reconstructie van de bewoningsgeschiedenis van de Riederwaard. Hoewel het dijklichaam in werkput 1 slechts deels was bewaard en in werkput 2 maar een deel van de dijk is onderzocht, levert het onderzoek nieuwe puzzelstukjes op voor het grotere synthetiserende verhaal. Ook de enorme kracht van het water is weer eens prachtig in beeld gebracht in de profielen. De top van de dijk is geërodeerd/ weggeslagen en afgedekt met getijdenafzettingen. De afdekking van de ingraving spoor 2 met de 13de-14de-eeuwse aardewerkvondsten, door overstromingslagen, toont in ieder geval aan dat dit na die tijd is gebeurd en men er voor de overstroming woonde en werkte. Nu is het een bijna onbewoonde polder. Uit historische bronnen weten we relatief veel over de bedijkingsgeschiedenis van de Riederwaard mede door de vele rampen en politieke besluiteloosheid en de vele smeekbeden. Archeologisch onderzoek kan evenwel concrete informatie opleveren over de bouw/ herstel van bepaalde dijktracés, opeenvolgende overstromingen, herdijking en de strijd tegen het water. In werkput 2 werd bij het zien van het nieuwe profiel, het idee van een geul direct verlaten. Hier werden antropogene ophogingslagen van een dijk zichtbaar die door het gewicht deels in de slappe ondergrond waren weggezonken. Tenslotte bleek de geul in werkput 3 niet natuurlijk. In een bestaande geul is in de (eerste helft van de) 18de eeuw -blijkens de vondst van een gedecoreerd pijpensteeltje- een sloot gegraven, die later door geulen weer is uitgesleten. De uitgebreide beschrijving van de procesgang bij de evaluatie, uitwerking en analyse, lijkt wat overdreven. Maar deze geeft wel aan hoe de beslissingen zijn genomen. Uitgangspunt is dat zowel met de archeologen van BOOR, als met de archeobotanici van BIAX prettig is samengewerkt. Door de druk in archeologisch Nederland, blijven projecten waar minder druk achter lijkt te zitten, meermaals ongeroerd liggen. Behalve bedrijfseconomisch gezien (er moet steeds opnieuw aan het project worden begonnen), vormt de vertraging nu een bottle neck. Hoewel het aantal van drie 14C-dateringen ruimschoots voldoende lijkt, had achteraf bezien nog meer moeten worden nagedacht; welke monsters voor het daterend onderzoek in te zetten. Nu zijn de aanleg van de dijk en afdekking door overstromingslagen helaas niet scherp gedateerd. Totaal is 1500 m2 archeologisch onderzocht door middel van de proefsleuven en slechts een zeer beperkt deel van de dijk. Het restant van de laatmiddeleeuwse dijk is niet alleen een belangrijke archeologische en historische bron voor onderzoek. De cultuurhistorische waarde in het kader van de beleving van het gebied, mag zeker niet worden onderschat. Het proefsleuvenonderzoek laat zien dat elders in de Zegenpolder nog behoudenswaardige resten in de bodem bewaard zijn gebleven. Met name de omgeving van de Zegenhoeve is wat kans op resten van bewoning erg interessant. Maar ook elders in de polder zijn ongetwijfeld nog onbekende resten uit de Late Middeleeuwen en de meer recente geschiedenis van de Zegenpolder (van na 1676) aanwezig.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xqf-2bj7
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-sj-dc8k
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:271281
Provenance
Creator Bodac B.V.
Publisher Bodac
Contributor Zuid-Holland; Bodac B.V.
Publication Year 2023
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; DANS License; https://dans.knaw.nl/en/about/organisation-and-policy/legal-information/DANSLicence.pdf
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Dataset
Format document; .pdf; afbeelding; .gml; .mdb; spreadsheet; tekstdocument
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (4.429 LON, 51.847 LAT); Zuid-Holland; Albrandswaard; Rhoon; Rhoonse Stort; 37G (kaartblad)