Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed heeft een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd binnen een plangebied in het zuidoosten van de gemeente Reimerswaal (Zeeland) en het zuidwesten van de gemeente Woensdrecht (Noord-Brabant). Binnen het plangebied, met een totale oppervlakte van circa 639 ha, worden op 19 locaties nieuwe windturbines gerealiseerd. Verder worden bij de turbines kraanopstelplaatsen ingericht. Bij turbinelocaties 1 en 11 worden tevens twee inkoopstations voorzien. De ontgravingen ten behoeve van de fundering van de turbines bedragen 3 m‐mv. De fundering zelf wordt gefundeerd door een 40‐tal heipalen. Ter plaatse van de overige vlakken wordt de bodem vergraven tot een diepte van circa 0,5 m -mv.
In 2020 is in het kader van de MER-procedure door RAAP een Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. Op basis van dit onderzoek is gebleken dat binnen het projectgebied een (middel)hoge verwachting geldt op het voorkomen van archeologische vindplaatsen. Om de verwachting te toetsen is dit onderzoek in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning aangevuld met een Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen. Dit onderzoek vormt het onderwerp van het voorliggend rapport. Niet het gehele plangebied diende echter te worden onderzocht. Het onderzoeksgebied wordt gevormd door de turbinelocaties, de hierbij gelegen kraanopstelplaatsen en de inkoopstations. Het onderzoeksgebied omvat dan ook 19 verschillende deellocaties. In overleg met de bevoegde overheden is bepaald dat het booronderzoek dan ook dient uitgevoerd te worden tot beneden de geplande verstoring, hierbij is een diepte van 4 m -mv aangehouden. Voor de locaties van de heipalen is geen bijkomend dieper onderzoek noodzakelijk.
Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat in het onderzoeksgebied (binnen de boordiepte) zandige en kleiige jonge getijdenafzettingen aanwezig zijn. Deze afzettingen kunnen geïnterpreteerd worden als afzettingen die ontstaan zijn in een uitgebreid kweldergebied (met kwelders, kreekjes en platen) die lithostratigrafisch gerekend worden tot het Laagpakket van Walcheren. Slechts plaatselijk zijn in het boorprofiel nog andere afzettingen onderscheiden. Bij turbinelocaties 8 en 13 betreft dit veen (Formatie van Nieuwkoop) en bij turbinelocaties 16 en 17 Kreekrak afzettingen (fluviatiele kleiafzettingen). Het bij turbinelocaties 8 en 13 aangetroffen veen is bovenin geërodeerd. In het uiterste zuidoosten van het plangebied zijn bij turbinelocaties 18 en 19 in de boorprofielen meerdere oudere afzettingen vastgesteld. Hier rusten de Walcherenafzettingen op veen (dat ter plaatse van turbinelocatie 18 slechts in beperkte mate geërodeerd lijkt en bij turbinelocatie 19 sterker geërodeerd is) en is onder het veen pleistoceen zand aangetroffen. Deze pleistocene afzettingen zijn vermoedelijk gevormd als rivierduinen (Laagpakket van Delwijnen – Formatie van Boxtel).
Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat er twee locaties zijn waar binnen de geplande verstoringsdiepte mogelijk archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. Dit betreft turbinelocatie 10 waar op basis van luchtbeelden en het AHN mogelijk een oudere (16e eeuw of vroeger) dijk gelegen is en turbinelocatie 18 waar ter plaatse van de windturbine een middelhoge verwachting geldt op het niveau van de Formatie van Nieuwkoop (veen). Voor deze locaties wordt geadviseerd een vervolgonderzoek uit te laten voeren in de vorm van een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven op de plaats van de te realiseren windturbine.
Bij de overige turbinelocaties geldt slechts een lage verwachting binnen de verstoringsdiepte, voor deze locaties wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek uit te laten voeren in het kader van de geplande werkzaamheden.
