KSP Archeologie heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de locatie aan de Reeksenakker ong. in Deurne (gemeente Deurne). Het onderzoek is uitgevoerd voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van een woning.
Het doel van het archeologische bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Op basis van de landschappelijke ligging in een zone met dekzandwelvingen langs een dal en veenmoeras is aan het plangebied een hoge verwachting toegekend voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum als voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Romeinse tijd. Het potentiële archeologische niveau ligt onder de bouwvoor (vanaf ca. 30 cm) of op een dieper niveau in de oorspronkelijke podzolbodem onder een stuifzandlaag die in de 16e eeuw is ontstaan. Voor de Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd is een lage verwachting aan het plangebied toegekend vanwege de ligging ter plaatse van de woeste gronden (heide en stuifzandgebied). Wel kunnen karrensporen aanwezig zijn die onderdeel zijn van de route van Deurne naar Venray die over de heide liep.
De hoge verwachting sluit aan bij de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart voor het oostelijke deel van het plangebied. Op de gemeentelijke kaart is aan het westelijke deel een lage verwachting toegekend in verband met de (verwachte) bodemverstoring. Tijdens het bureauonderzoek zijn echter geen concrete aanwijzingen voor diepe bodemverstoringen naar voren gekomen. Wel kan de bodem bij de ontginning van de heide en realisatie van de woonpercelen zijn verstoord. Het potentiële archeologische niveau kan echter zijn beschermd door een stuifzanddek. De aanname dat het archeologische bodemarchief in het westelijke deel van het plangebied is verstoord en daarmee een lage verwachting heeft, kan dus niet worden gemaakt.
Ter plaatse van de hoge verwachtingszone is in de beleidsregels van de gemeente Deurne opgenomen dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij bodemingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 50 cm. Op basis van de geschatte diepteligging van het potentiële archeologische niveau is het advies om de dieptegrens te verlagen naar 30 cm. De oppervlaktegrens kan gehandhaafd blijven.
De exacte omvang van de nieuwbouwplannen op het perceel aan de Reeksenakker ong. is nog niet bekend, maar het uitgangspunt is dat het te bebouwen oppervlak niet groter wordt dan 250 m2. Als aan deze voorwaarde wordt voldaan, is geen aanvullend archeologisch onderzoek nodig.
Wanneer de graafwerkzaamheden die nodig zijn voor het nieuwbouwplan een groter oppervlak dan 250 m2 beslaan, is wel aanvullend onderzoek nodig. Vanwege de onbekende bodemopbouw (wel of geen stuifzandpakket) en mogelijk aanwezige bodemverstoringen is het advies om de hoge verwachting in dat geval te toetsen door middel van Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase. Met dit onderzoek wordt de bodemopbouw in kaart gebracht en wordt de intactheid van de bodem en het potentiële archeologische niveau vastgesteld. Als blijkt dat de bodem (diep) is verstoord, zal verder geen onderzoek meer nodig zijn. Als een (deels) intact potentieel archeologisch niveau aanwezig is, zal afhankelijk van de diepteligging van het potentiële niveau en de diepte van de geplande bodemingrepen vervolgonderzoek door middel van proefsleuven noodzakelijk zijn om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn.