Het doel van het proefsleuvenonderzoek was om aan te tonen of er in het plangebied een archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, te bepalen of de vindplaatsen behoudenswaardig zijn en bepalen onder welke randvoorwaarden behoud van de vindplaatsen mogelijk is. Tijdens het veldonderzoek zijn in het onderzoeksgebied drie vindplaatsen aangetroffen. Twee van deze vindplaatsen zijn op basis van de waardestelling behoudenswaardig bevonden, namelijk vindplaats 1 en vindplaats 3.
• Vindplaats 1 bestaat uit prehistorische paalsporen in het zuiden van het plangebied, alsmede de vondsten uit de akkerlaag en verspoelde zandlagen die dateren vanaf de Bronstijd tot en met de Romeinse tijd. De paalsporen lijken samen een (gebouw)structuur te vormen. Gebouwplattegronden bieden een unieke inkijk in het dagelijks leven van de mens in het verleden, en dragen bovendien bij aan onze kennis over het regionale culturele landschap. De paalsporen in werkput 16 zijn aangetroffen op een diepte van 70 tot 90 cm -Mv (15,3 m +NAP). De dunne akkerlaag lag direct boven dit niveau. Verspoelde zandlagen met vondsten zijn in werkputten 11 tot en met 15 aangetroffen vanaf 60 cm -Mv, direct onder de bouwvoor. Deze vindplaats wordt in situ behouden en een dubbelbestemming blijft geldig (bijlage 9; circa 6900 m2). De noordelijke begrenzing van de vindplaats wordt gevormd door de vondsten in de verspoelde zandlagen in het zuiden van werkputten 11 en 12, aan de zuidoever van het beekdal. Andere begrenzingen zijn binnen het onderzoeksgebied niet mogelijk. Hier zijn vooralsnog geen bodemingrepen gepland.
• Vindplaats 2 bestaat uit de sporen die dateren uit de Middeleeuwen – Nieuwe tijd, alsmede het vondstmateriaal uit deze periode. Het sporenniveau van deze vindplaats ligt tussen 25 en 60 cm -Mv (circa 14,0-13,6 m +NAP). Met betrekking tot deze vindplaats is geen verdere actie vereist. Deze vindplaats is niet behoudenswaardig bevonden.
• Vindplaats 3 wordt gevormd door de drie (mogelijke) houtskoolmeilers. In de directe omgeving van het plangebied zijn (voor zover bekend) nog geen soortgelijke resten bekend. Nader onderzoek naar de vindplaats kan bijdragen aan onze kennis over ambachtelijke activiteit en bosexploitatie rondom het beekdal. De houtskoolmeilers zijn aangetroffen in de top van de vergraven/afgetopte C-horizont van het dekzand. In werkput ligt dit niveau op circa 50 tot 60 cm -Mv (13,8 m +NAP). In werkputten 2 en 6 ligt dit niveau op circa 25 cm -Mv (14,0-13,9 m +NAP). De houtskoolmeilers zijn geïsoleerd in verschillende werkputten, op soms grote afstanden van elkaar (tot 65 m), aangetroffen. Of het om een groot terrein met vele houtskoolmeilers gaat of slechts enkele geïsoleerde meilers is tot dusver onduidelijk. Daarom is het niet mogelijk de vindplaats te begrenzen.