BAAC heeft een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in plangebied Ooijen-Rietweg. De aanleiding voor het archeologisch onderzoek werd gevormd door de voorgenomen realisatie van een jachthaven.Het uitgevoerde onderzoek is het vervolg op een inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen. Op basis van de onderzoeksresultaten werd geconcludeerd dat er ter plaatse van het onderzoeksgebied sprake is van een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode van het laat-paleolithicum t/m late middeleeuwen. Ter plaatse van het meest noordwestelijke deel van het onderzoeksgebied is de aanwezigheid van een oude Maasgeul uit het Vroeg Holoceen vastgesteld. Voor deze zone geldt een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van watergerelateerde vondstcomplexen uit de prehistorie, zoals de resten van rituele deposities.Tijdens het proefsleuvenonderzoek waarbij elf sleuven zijn aangelegd, zijn in drie zones binnen het plangebied archeologische resten aangetroffen in de vorm van grondsporen en/of spreidingen van vondstmateriaal. Het vondstmateriaal dateert uit de periode steentijd tot en met late middeleeuwen.Vindplaats 1 betreft een cluster paalsporen in het noordwesten van het onderzoeksgebied dat zeer waarschijnlijk een structuur vormt; een gebouw. Zowel de datering als de begrenzing van de vindplaats staat niet vast. De structuur bevindt zich in een dun oeverdek op zo'n 20 m afstand van de aanzet van een vroeg-holocene rivierloop. Bewoning lijkt pas plaats te hebben gevonden, toen de rivierloop niet meer actief was en het lager gelegen gebied droog kwam te liggen.Vindplaats 2 betreft een tweetal kuilen in het centrale deel van het onderzoeksgebied in combinatie met een lichte spreiding aanlegvondsten. De datering staat niet vast. De vindplaats bevindt zich in een gebied met een gunstige landschappelijke situering, hoewel in de omliggende proefsleuven verder geen sporen zijn aangetroffen. Ter plaatse van de vindplaats lijkt op basis van bodemopbouw en stratigrafie sprake te zijn van een Dryas-rivierterras dat wordt afgedekt door vroeg-holocene oeverafzettingen.Vindplaats 3 betreft een cluster kuilen en paalsporen in het zuidoosten van het onderzoeksgebied, in combinatie met een relatief dichte spreiding van aanlegvondsten waarop de huidige vindplaatsbegrenzing is gebaseerd. Behalve aardewerk werden ook fragmenten van Romeinse dakpannen, een naald van koperlegering, natuurstenen en brokken verbrande leem aangetroffen.De grondsporen behoren tot een nederzetting en dateren in de periode vroege middeleeuwen, De vindplaats is gelegen in het hoogste en, op basis van insnijdingsgeschiedenis, tevens het oudste riviersysteem. Vermoed wordt dat de vindplaats zich op een oud zandlichaam van een Maasmeander uit het B?lling-Aller?d interstadiaal bevindt. Geadviseerd wordt om de vindplaatsen 1 en 3 op te graven.