Ter plekke van de Lheeweg zijn resten van een urnenveld uit het eind van de midden bronstijd-vroege ijzertijd aangetroffen. Het gaat om kringgreppels en langbedden. Daarbij zijn twee urnen met crematieresten geborgen. Daarnaast zijn twee kuilen aangetroffen waarin zich ook crematieresten bevonden. Bijgiften zijn in geen van de vier graven aangetroffen. Uit het fysisch antropologische onderzoek bleek dat in de ene urn een vrouw van 25-30 jaar oud was bijgezet, samen met een kind dat rond de geboorte is overleden. In de andere urn was een kind van 7-12 jaar bijgezet. De crematieresten uit de kuilen betreffen een volwassen persoon en een persoon waarvan de leeftijd en het geslacht niet te bepalen was. Uniek voor Nederland is dat één van de crematies onderzocht is door middel van isotopenonderzoek. De vrouw die in de complete urn was begraven, blijkt op basis van isotopenonderzoek, waarschijnlijk in de regio te zijn opgegroeid.De vondsten betreffen aardewerkscherven van urnen. De twee bovengenoemde urnen waren vrijwel compleet bewaard gebleven. Het betreft een zogeheten dubbelconische pot uit de gevorderde late bronstijd, en een soort Zylinderhalsdoppelkonus uit het einde van de late bronstijd of het begin van de vroege ijzertijd. Bij deze urn werden tevens resten van een gepolijste schaal met een klein bandoor gevonden, die vermoedelijk als deksel heeft gediend.Andere archeologische sporen zijn vrijwel niet aangetroffen, alleen nabij de Lheeweg zijn enkele (paal)kuilen gevonden. In het Moleneind zijn vooral veel recente bodemverstoringen gedocumenteerd.