ADC ArcheoProjecten heeft in september en november 2020 een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd in de Bijlandse plas.
In het zuidwestelijke deel van de plas is vanaf een diepte variërend tussen 3, 5 – 2,5 m NAP sprake van een natuurlijke ogende bodemopbouw bestaande uit een afwisseling van humeuze komklei en veenlagen. Aan de basis van het profiel bevindt zich een goed gesorteerd matig fijne zandpakket waarvan de top ontkalkt is. Dit met veen afgedekt zandpakket heeft het meest weg van dekzand. Gezien de diepte waarop dit pakket is aangetroffen, te weten rond 0,0 m NAP, kan dit echter geen dekzand betreffen en ook de bovenliggende komafzettingen liggen beneden het niveau waarop deze verwacht mogen worden. Het is dus maar de vraag of deze sedimenten in-situ liggen of dat het verplaatst materiaal betreft. In het noordelijke deel van de plas is vanaf 0,0 m NAP sprake van grofzandige en grindrijke sedimenten van vlechtende rivieren. De oorspronkelijke holocene afzettingen en een deel van de pleistocene afzettingen zijn in dit deel van de plas verdwenen als gevolg van de zandwinning in de vorige eeuw.
Boven de natuurlijke rivierafzettingen is sprake van een pakket teruggestort materiaal. Dit slecht gesorteerde pakket bestaande uit grof zand en grind bevat soms baksteen of dakpanfragmenten. Het teruggestorte zandpakket bevindt zich op sterk variërende dieptes, het hoogste voorkomen is aangetroffen in boring 9 (4,7 m NAP). In deze boring is dit pakket ook het dikst (4,7 m).
Er zijn geen aanwijzingen voor intacte resten van holocene rivierafzettingen. De afzettingen van de rivier waarlangs het castellum is aangelegd blijken op basis van de boringen volledig verdwenen. Er zijn geen zones waar nog een kans op intacte Romeinse resten verwacht kunnen worden aangetroffen. Zelfs de diepste delen van de Romeinse rivierloop zijn vergraven.
Hoewel er geen intacte resten meer verwacht worden strekt het gezien het belang van de vindplaats die ter hoogte van de plas gelegen heeft voor het beeld van de Nedergermaanse limes een steekproef te doen om te bepalen welke materiaal categorieën in het teruggestorte zandpakket aanwezig zijn en in hoeverre deze de vragen over de vindplaats kunnen beantwoorden.
Om meer zekerheid te krijgen over de aangetroffen veenlagen is het nuttig een ongestoord monster van het veen te nemen voor een datering.