In opdracht van Martens en Van Oord Aannemingsbedrijf BV heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 6 en 7 mei 2015 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de Merwededijk. Er zijn tijdens het proefsleuvenonderzoek, dat in diepte beperkt was tot 2,8 m +NAP, vier dijkfasen herkend: 1. 2014-2015 (huidige werkzaamheden: aanleg nieuwe dijk); 2. 1983-2014; 3. 20e eeuw (vóór 1983); 4. 18e - 19e eeuw.

Vastgesteld werd dat op 2,8 m +NAP alleen in het zuidoosten van de onderzochte sleuf voor de archeologie interessante dijklagen aanwezig zijn (met name die uit de periode 18e-19e eeuw, de overige dijkfasen dateren uit de 20e eeuw of zijn jonger). Er zijn voorts nog twee aanvullende boringen geplaatst om extra informatie over de oudere dijkopbouw te verkrijgen. Op basis van dit booronderzoek en de insluitsels die in de diepere dijklagen nog zijn aangetroffen (baksteenfragmenten, mortelbrokken, en pijpaardewerk), kan voorzichtig geconcludeerd worden dat er geen oudere dijkfasen dan de Nieuwe tijd aanwezig zijn. Veenresten, die zouden wijzen op een oorsprong van deze dijk als veendijk, zijn niet aangetroffen.

Indien ooit dieper wordt gegraven dan 2,8 m +NAP, dan wordt in het zuidoosten van de onderzochte sleuf vervolgonderzoek aanbevolen ten behoeve van de verfijning en aanvulling van de tijdens onderhavig onderzoek opgestelde dijkfasering. Door de beperkte verstoringdiepte (2,8 m +NAP) kon overigens niet tot in de natuurlijke bodem (vanaf 1,11 m +NAP en dieper) gegraven worden, waardoor geen informatie verkregen is voor de eventuele aanwezigheid van archeologische resten onder het dijklichaam. De archeologische verwachting (voor bewoningsresten, resten gerelateerd aan natte contexten) blijft hier dus gelden.