Het plangebied Kernhem in de gemeente Ede wordt ontwikkeld voor woningbouw. Archeologisch vooronderzoek heeft binnen dit plangebied twee mesolithische vindplaatsen aangetoond. Omdat de geplande werkzaamheden deze archeologische resten zullen verstoren is in de periode mei-juni 2007 de eerste fase van een definitief archeologisch onderzoek (opgraving) uitgevoerd door ACVU-HBS. Dit onderzoek verzamelt gegevens die van belang zijn voor het bepalen van de omvang van de tweede fase van de opgraving. De opdrachtgever, de gemeente Ede, acht aanvullende kennis van de vindplaats noodzakelijk om tot een goede onderbouwing van het Programma van Eisen voor deze eindfase te komen.
Op basis van vooronderzoek zijn twee vindplaatsen, 2a en 2b, aangeduid binnen het onderzoeksgebied. Op beide locaties is vuursteen aangetroffen dat indicatief is voor het Mesolithicum. Op basis van het beperkte aantal en de locatie van de vondsten gevonden in vindplaats 2b is de aanduiding als aparte vindplaats twijfelachtig. Bij vindplaats 2a is binnen de proefsleuven een duidelijke horizontale verspreiding van vondsten aangetroffen van ca 24 x 38 m. Vindplaats 2a kan op basis van gevonden spitstypen in combinatie met het beeld van de complete dataset gedateerd worden in het Midden- en Laat-Mesolithicum. Er zijn geen aanwijzingen voor menselijke activiteiten in latere perioden totdat het terrein in de (Late) Middeleeuwen en daarna wordt gebruikt voor de landbouw.
De vindplaats is goed bewaard gebleven. Het bodemprofiel is grotendeels onverstoord en de
conservering van de bovengenoemde vondsten is goed. Op de hoge kop van het dekzand is de B- en C-horizont intact en op sommige plaatsen is onder de bouwvoor en het plaggendek zelfs het oude loopvlak en de E-horizont nog herkenbaar aanwezig. Door deze gunstige omstandigheden geeft de verspreiding van de vondsten een reëel beeld van de oorspronkelijke activiteitsgebieden en is de kans op het aantreffen van grondsporen groot. Tijdens het onderzoek zijn grondsporen geïdentificeerd waarvan de aard, natuurlijk of antropogeen, bij het merendeel echter niet vastgesteld kon worden. De enkele
sporen die zijn herkend als het resultaat van menselijk handelen zijn subrecent. In diverse sporen is vuursteen aangetroffen maar hierbij lijkt het voornamelijk te gaan om sporen van natuurlijke aard zoals boomvallen, wortelgangen en andere natuurlijke fenomenen. De aanwezigheid van antropogene sporen die contemporain zijn met de stenen artefacten is niet uitgesloten maar kon tijdens dit onderzoek niet goed onderzocht worden.