Meneer Warjo (1936) wiens vader geëxecuteerd werd tijdens het bloedbad, vertelt hoe hij als kind gezien heeft hoe de lijken werden opgestapeld op het marktplein. Voor zijn moeder – zoals voor veel weduwen – kwam het geld te laat; zij was net overleden. Degenen die ervan hebben geprofiteerd waren de kinderen: ‘Het geld is belangrijk omdat we voedsel nodig hebben, als we nog leven; en als we sterven, hebben we ook geld nodig voor de begrafenis’. Hij maakt duidelijk hoe belangrijk de compensatie is om basisbehoeftes te verzorgen, dus dat een symbolisch excuus te weinig is: ‘Een verontschuldiging bestaat slechts uit woorden; het moet ook een fysieke vorm hebben.’ De zoon Mustari vertelt dat hij trots is dat de geschiedenis van Rawagede nu een plaats heeft in de Indonesische geschiedenis.