Uit het bureauonderzoek is gebleken dat voor het aantreffen van archeologische resten in het plangebied een lage verwachting geldt voor de periode Laat-Paleolithicum – Nieuwe tijd. Indien echter crevasse-afzettingen van de stroomgordel van de Linge aanwezig zijn waarin sprake is van een bewoningsniveau of cultuurlaag geldt een hoge verwachting voor de periode IJzertijd – Vroege Middeleeuwen. Hoewel er altijd een kans bestaat dat (sommige) relevante archeologische lagen (ten dele) niet meer aanwezig zijn, of (ten dele) niet worden bedreigd door toekomstige ontgravingen, is de bodemopbouw op basis van bureauonderzoek alleen niet vast te stellen. Hetzelfde geldt voor de aard en mate van eventuele bodemverstoringen. Om de gespecificeerde archeologische verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied daarom een verkennend booronderzoek uitgevoerd.

Het verkennend booronderzoek wijst uit dat de diepere ondergrond wordt gevormd door oever-/crevasseafzettingen (Formatie van Echteld) bestaande uit kalkrijke kleien met zandlaminae. Op basis van de diepteligging (3,35 m -NAP) is het niet waarschijnlijk dat de afzettingen onderdeel zijn van de Linge stroomgordel. Een verband met de dieper gelegen Gorkum-Arkel stroomgordel, waarvan het zandlichaam zich volgens het digitaal basisbestand paleogeografie van de Rijn-Maas delta (Cohen & Stouthamer 2012) op een diepte variërend van 3,4 tot 5,9 m -NAP bevindt, is meer voor de hand liggend. De in de diepere ondergrond aanwezige oever-/crevasseafzettingen gaan over in een 210 cm dik pakket sterk kleiig bosveen (Hollandveen Laagpakket, Formatie van Nieuwkoop) gevolgd door een 80 tot 110 cm dik pakket komafzettingen bestaande uit kalkloze, zwak siltige klei (Formatie van Echteld). Een dergelijke opbouw van de ondergrond is kenmerkend voor zeer natte komgebieden.