Op basis van het bureauonderzoek werd verwacht dat binnen de onderzochte gebieden sprake zou zijn van dekzandopduikingen of rivierduinen en de hiermee samenhangende archeologische resten uit de steentijd.Het veldonderzoek heeft aangetoond dat het pleistocene dekzand over het algemeen vrij diep ligt en waarschijnlijk niet of nauwelijks geschikt is geweest voor bewoning of menselijke activiteiten. Vanaf boring 25 duikt het dekzand echter omhoog en ter hoogte van boringen 30 en 31 is zelfs sprake van een dekzandopduiking. Hier, maar ook op de flanken, werd een deels intact podzolprofiel aangetroffen. Weliswaar zijn er geen archeologische indicatoren aangetroffen, maar deze kunnen hier wel aanwezig zijn. Ook kunnen hier (diepere) sporen aanwezig zijn.(Selectie)adviesOp basis van de resultaten van het veldonderzoek kan het onderstaande (selectie) advies worden opgesteld:Aanbevolen wordt om:1. Het grootste gedeelte van het plangebied vrij te geven ten gunste van de voorgenomen werkzaamheden;2. Niet dieper dan 1,2 m –mv. te graven ter plaatse van boringen 25a, 28, 29, 37, 40 en 42;3. De graafwerkzaamheden in het gebied tussen boringen 28 en 32 onder archeologische begeleiding uit te (laten) voeren (opgraven – variant archeologische begeleiding) met als doel het bepalen van de aan- of afwezigheid van een vindplaats en bij het aantreffen hiervan deze te documenteren.
Antea Group Archeologie 2017/49