• Wat is de bodemopbouw en de vermoedelijke intactheid van het bodemprofiel binnen het plangebied? Het bureauonderzoek toont aan dat de bodem in de omgeving van het plangebied bestaat uit komklei van de Formatie van Echteld en grindige klei op grindig zand op grof zand, behorende tot een oude restgeul van de Waal die van 210 vC tot 500nC heeft gefunctioneerd. De bodem is tot op een diepte van circa 50-75 cm geroerd door grondbewerking en door rooien van de boomgaard in de 20e eeuw. Sinds 1931 is het plangebied aan de zuidzijde bebouwd. Dit pand, een woonboerderij, is gemeentelijk monument. De kans op het aantreffen van bodemverontreiniging op het noordelijk deel is aannemelijk. Er is echter nog geen bodemverstoring opgetreden door sanering. Deze verontreiniging is voor het vaststelling van de waarden archeologisch onderzoek niet relevant. • Kunnen er archeologische vindplaatsen in het onderzoeksgebied aanwezig zijn? De gehele bodem heeft een middelhoge tot middelhoge verwachting voor alle perioden. Daarbij bevidt de prehistorische bewoning zich dieper dan 8 m-mv (Formatie van Kreftenheye) en zal niet door de ontwikkeling worden geraakt. • Is aanvullend onderzoek noodzakelijk? Ja. Een verkennend onderzoek dient om de intactheid van de bodem te onderzoeken en het bepalen van de bodemsamenstelling. Per bouwvlak worden minimaal 3 (verkennende) boringen gezet op basis waarvan een advies kan worden uitgebracht (wel of geen vervolgonderzoek). Er wordt 1 nieuwe woning gerealiseerd op twee bouwvlakken (zie bijlage 1). Dit resulteert in een totaal van 6 boringen41. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek kunnen de onderzoeksvragen als volgt beantwoord worden: • Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied? Alle boringen in het plangebied kenmerken zich door een recente bouwvoor die op een diepte van 40-50 cm-mv (boringen 1, 2 en 5) tot 90 cm-mv (boringen 3 en 4) overgaat in de oorspronkelijke bouwvoor die gevormd is in komklei-afzettingen van de Formatie van Echteld. De ongeroerde klei wordt aangetroffen vanaf een diepte van 120 cm-mv en loopt in boringen 1,2 en 5 door tot de maximale boordiepte van 2,5 m-mv. Aan de noordzijde van het plangebied worden op 195 cm-mv crevasse-afzettingen behorend tot de Formatie van Echteld aangetroffen die doorlopen tot de maximale boordiepte van 2,5 m-mv. • Wat is de intactheid van het bodemprofiel binnen het plangebied? In alle boringen is de natuurlijke ondergrond duidelijk verstoort tot tenminste 40 cm-mv. Hieronder wordt in alle boringen een oorspronkelijke bouwvoor aangetroffen waarin geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen. Ook in de ploegzool die in boring 2 onder de oorspronkelijke bouwvoor is aangetroffen, zijn geen indicatoren aanwezig. De ongeroerde komklei van de Formatie van Echteld begint gemiddeld op een diepte van 130 cm-mv. • Zijn, daar waar de bodem intact is, archeologische indicatoren aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats in het onderzoeksgebied? Zo ja, wat is de aard en diepteligging ervan? In de oorspronkelijke bouwvoor en de ploegzool zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Gezien de functie van het plangebied als akkerland en boomgaard worden ook niet veel indicatoren verwacht. In de ongeroerde komafzettingen zijn geen indicaties gevonden voor menselijke bewoning. Dit is ook niet erg waarschijnlijk, omdat deze sedimenten onder relatief natte omstandigheden gevormd zijn, waardoor permanente menselijke bewoning onmogelijk was. • Zijn er archeologische lagen aangetroffen (cultuur- en afvallagen c.q. ophogingslagen)? Zo ja, wat is de aard, diepteligging en minimale en maximale dikte ervan? Nee, deze vraag is niet meer van toepassing. • In welke mate stemmen de resultaten overeen met de verwachtingen? Geomorfologisch gezien stemmen de resultaten niet overeen met de verwachtingen. In het plangebied is sprake van komklei- en crevasse-afzettingen in plaats van oeverafzettingen. Dit betekent dat er sprake is van nattere afzettingsomstandigheden dan gesuggereerd aan de hand van de geomorfologische kaart en daardoor een lagere trefkans op vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse Tijd en Vroege Middeleeuwen. Het plangebied ligt verder van de oorspronkelijke restgeul van de Waal dan verwacht. Het historische gebruik van het plangebied als akkerland en boomgaard zorgt voor een verlaagde trefkans op archeologisch indicatoren uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Het volledig ontbreken van deze indicatoren in de boringen was dan ook te verwachten. De aanwezigheid van crevasseafzettingen langs de noordelijke rand van het plangebied is een indicatie van de invloed van een (rest)geul op het plangebied. De restgeul wordt op de paleogeografische kaart van de gemeente ten noorden van het plangebied gesitueerd.