In opdracht van de gemeente Valkenswaard voerde ACVU-HBS een veldonderzoek door middel van proefsleuven uit in het plangebied Valkenswaard-Zuid in drie fases. De eerste fase - woensdag 9 tot en met vrijdag 18 juni 2010 - behelsde de aanleg van 61 sleuven. In de tweede fase - maandag 10 tot en met maandag 17 januari 2011 - werden 32 sleuven aangelegd. In deze tweede fase werd eveneens vindplaats 1 (waterput) opgegraven (werkput 85). De derde fase van het proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd op dinsdag 14 en woensdag 15 juni 2011. Deze fase behelsde de aanleg van elf proefsleuven op twee percelen. In het 20.84 ha grote plangebied zijn 104 proefsleuven en één opgravingsput aangelegd met een gezamenlijke oppervlakte van 10.670 m2. In het plangebied zijn enkele zones niet onderzocht omdat dat niet nodig was (5.24 ha) of niet konden worden onderzocht vanwege het ontbreken van betredingstoestemmingen.Op basis van twee vooronderzoeken zijn twee deelgebieden in het plangebied onderscheiden, waarvan één onderzocht diende te worden. Dit deelgebied bevindt zich op een dekzandrug en is ontgonnen in de Late Middeleeuwen. Het proefsleuvenonderzoek van ACVU-HBS heeft vijf vindplaatsen opgeleverd. Vindplaats 1, een waterput, bevindt zich in het zuidwestelijke deel van het plangebied, ten zuiden van de PastoorBolsiusstraat, en is als behoudenswaardig gekwalificeerd. Tijdens de tweede fase van het veldwerk is de vindplaats opgegraven. De waterput stamt uit de IJzertijd. Eventuele geassocieerde structuren en sporen zijn niet aangetroffen. Vindplaats 2 bestaat uit een sporencluster (tien paalkuilen, twee greppels en één kuil) in het noordwestelijke kwadrant, ten westen van de Venbergseweg. De sporen behoren tot een erf uit de Nieuwe Tijd. De historisch-geografische verwachtingskaart bevestigt dat hier een huis of erf verwacht mag worden. Gezien de aanwezighied van een woonhuis op deze locatie zal de eventuele voorganger mogelijk deels verstoord zijn. Vindplaats 3 bestaat uit greppels die kunnen worden geassocieerd met oude wegen. Het gaat om greppels die de voorganger van de Venbergseweg hebben geflankeerd en greppels van twee wegen die tegen het einde van de 20ste eeuw verdwenen zijn. Vindplaats 4 bestaat uit 121 paalkuilen en één tot twee greppels. Mogelijk houden de NW-ZO georiënteerde greppels in werkputten 37, 39 en 42 verband met de structuur. Het geheel is te interpreteren als een landweer. De minimale lengte en breedte van de structuur bedragen respectievelijk 135 en 9 tot 17 m. Vindplaats 5 bestaat uit een greppel uit de Volle/Late Middeleeuwen, gelegen in het noordwestelijke blok van het plangebied.Vindplaatsen 2 en 4 zijn behoudenswaardig. Deze vindplaatsen dienen in situ behouden te worden. Als dit niet mogelijk is, dan kunnen de archeologische resten veilig gesteld worden door middel van archeologisch onderzoek door ze op te graven, analyseren en te interpreteren als de gemeente hiertoe besluit. Vindplaatsen 3 en 5 zijn als niet-behoudenswaardig gekwalificeerd. Vijf zones konden niet onderzocht worden vanwege het ontbreken van betredingstoestemming. Het betreft twee percelen in het noord westelijke kwadrant (PvE-sleufnummers 52, 69, 72 en de helft van sleuf 55), de uiterst zuidwestelijke zone (PvE-sleufnummers 1-5, 7-12, 14, 17, 21, 63 en 64), een zone in het noordoostelijke deel (PvE-sleufnummers 74, 79, 80, 84, 85, 92-94, 98-100, 105-107, 110, 111, 141-144) en een zone in het uiterst zuidoostelijke deel (PvE-sleufnummers 122 en de helft van 124).Met uitzondering van de twee percelen die in het noordwestelijke kwadrant liggen en het uiterste zuidoostelijke perceel kunnen op basis van het onderhavige onderzoek geen uitspraken gedaan worden over de aanwezigheid van archeologische resten en de waarde daarvan op deze nietonderzochte percelen.Deze percelen mogen derhalve niet worden vrijgegeven en dienen te worden onderzocht conform het puttenplan zoals opgesteld in het Programma van Eisen.