Op basis van de resultaten van het veldonderzoek vervalt de verwachting ter plaatse van de
molenlocaties. Deze molens zijn namelijk voor de vorming van de Zuidplas gebouwd op veen. Een
veenpakket is hier namelijk niet aangetroffen, waardoor er geen restanten van molens meer worden
verwacht. Er is hier uitsluitend een bouwvoor of recente ophoging aangetroffen, met daaronder
afzettingen van het Laagpakket van Wormer. De afzettingen van de Delft stroomrug zijn aangetroffen
in het plangebied. Het beddingzand hiervan laat een vrij sterk verloop in oostelijke richting zien. In het
westen bevindt dit zand zich op 370 cm -Mv (8,23 m -NAP). Het diepste voorkomen van het
beddingzand van de Delft stroomrug is in boring 13 (760 cm -Mv; 12,35 m -NAP). Boven het
beddingzand is sprake van geul- en oeverafzettingen. De oeverafzettingen zijn in twee boringen
aangetroffen, hier is bovendien een matig humeus donkergrijszwart (aquatisch) niveau in de top
gevormd. Deze afzettingen zijn echter slap en voorzien van rietresten. Daaronder komen
humusvlekken voor. Deze kenmerken wijzen op relatief natte omstandigheden, waardoor het
onwaarschijnlijk is dat deze oever droog genoeg heeft gelegen voor bewoning. In de boringen ten
oosten van deze oeverafzettingen hiervan ontbreekt beddingzand, maar is op grotere diepte (930-970
cm -Mv; 14,2 á 14,7 m -NAP) sprake van afzettingen behorende tot de Formatie van Kreftenheye,
afgedekt met de Laag van Wijchen en een veenlaag. Boven dit veen bevinden zich komafzettingen van
de Delft stroomrug. Gezien de oevers van de Delft stroomrug als te nat voor bewoning worden
beschouwd, kan de verwachting op resten uit het Mesolithicum naar beneden worden bijgesteld