Op basis van de beschikbare aardwetenschappelijke, archeologische en historische gegevens werd in het archeologisch bureauonderzoek een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Zo kon worden vastgesteld dat het plangebied in een gebied gelegen is waarvan de ondergrond bestaat uit geulafzettingen van zand (en in mindere mate klei) (Laagpakket van Walcheren, Duinkerke IIIb). Deze geul heeft de onderliggende oudere pakketten van het Laagpakket van Walcheren(Duinkerke II/IIIa), het Hollandveen, het Laagpakket van Wormer en de top van het pleistocene dekzand (Laagpakket van Wierden) weg geërodeerd. De archeologische verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen uit de Vroege Prehistorie tot en met het Vroege Middeleeuwen is zodoende vervallen.Voor de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd gold een lage verwachting op het vinden van archeologische vindplaatsen binnen het plangebied, gezien het plangebied op alle beschikbare historische kaarten als beplant weiland en (later) landbouwgrond staat aangegeven.Tijdens het inventariserend veldonderzoek werd het opgestelde verwachtingsmodel middels vier verkennende boringen (tot maximaal 2,50 m –mv) getoetst. Op basis van de resultaten van het booronderzoek kon het verwachtingsmodel voor de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd aangevuld worden. De verwachting voor het de periode van de Vroege Prehistorie tot en met Vroege Middeleeuwen blijft echter onveranderd.In alle boringen zijn onderin het boorprofiel geulafzettingen van het Laagpakket van Walcheren aangetroffen. Deze geulafzettingen vertonen bovenin (vanaf een diepte van 0,76 tot 0,92 m –NAP, 1,75 tot 1,95 m –mv) een duidelijk te onderscheiden verlanding pakket. In de afzettingen uit dit verland pakket zijn in boring nr. 4 enkele brokjes puin aangetroffen. De zachte structuur van het puin geeft aan dat het om puin van subrecente datering of ouder kan gaan (Late Middeleeuwen en/of Nieuwe tijd); een nadere datering is niet mogelijk. Vermoedelijk betreft het hier verspoeld materiaal.In alle boringen wordt het verland pakket afgedekt door een pakket opgebrachte klei dat een scherpe ondergrens kent. In deze opgebrachte pakketten is in boringen nr. 2, 3 en 4 een duidelijke fasering te zien. De eerste faset (bestaand uit twee lagen) is duidelijk ouder dan het pakket uit de tweede fase en bestaat uit van elders afkomstige klei met schelpfragmenten en puinbrokjes. Dit pakket is vermoedelijk in het verleden in het plangebied (en er omheen) aangebracht om de hier aanwezige lichte depressie te dempen. De recentere tweede fase is het gevolg van het herhaaldelijk uitrijden van overtollige grond die van elders afkomstig is en die het bijproduct is van de bedrijfsactiviteit op het naastgelegen perceel. In boring nr. 1 is ook een opgebracht pakket aanwezig, doch hier kon geen duidelijk onderscheid waargenomen worden tussen de twee fasen. De grens tussen de twee fasen van opgebrachte grond is gelegen op een diepte van 038 en 0,58 meter +NAP (0,45 tot 0,55 meter beneden maaiveld).Deze gegevens maken dat voor het niveau van het Laagpakket van Walcheren de archeologische verwachting resulterend uit het bureauonderzoek gehandhaafd blijft en aangevuld kan worden. Het plangebied is steeds in een vrij nat gebied gelegen geweest. Eerst in een vrij actieve geul, vervolgens in een langzaam verlandende restgeul en vervolgens in een kleine depressie. Deze depressie is vervolgens aangevuld met opgebrachte grond. Vanwege het natte karakter van het toenmalige landschap was de locatie ongunstig voor bewoning.