Het bureauonderzoek toont aan dat er een hoge kans is op archeologische waarden in het plangebied vanaf het Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Er is een gerede kans op een bodemverstoring tot onder het archeologisch waardevol niveau door de bewerking van de grond tot een diepte van ca. 0,50 m-mv. de aanwezigheid van een eerddek van meer dan 50 cm kan archeologische vindplaatsen hebben beschermd. Uit het booronderzoek blijkt dat in het gehele plangebied (toekomstige stallen en boomgaard) sprake is van een zwarte enkeerd onder een subrecente bouwvoor. De totale dikte van deze holocene deklaag varieert van 70 cm (boring 6) tot 130 cm (boring 5). Onder de eerdlaag is sprake van een dekzandpakket van de Formatie van Boxtel (Laagpakket van Wierden). Een uitzondering vormen boring 3, 4, 5 en 10, waar onder de eerdlaag een grijze roestige zandige leemlaag aangetroffen is. Dit betreft het restant van een grondmorene die lithostratigrafisch gezien bij de Formatie van Drenthe behoort. Deze slecht doorlatende laag verklaart waarom het onderzoeksgebied sterk drassig is. Boring 1a en 1b zijn beiden gestuit op een betonbuis. Volgens de opdrachtgever betreft het drainagebuizen die zijn aangebracht om het perceel te ontwateren. Ter plaatse van de boomgaard is alleen in boring 12 een intacte bodemopbouw aangetroffen. Onder de subrecente bouwvoor bevindt zich op een diepte van 60 en 80 cmmv een intacte B-horizont. Het betreft van origine een veldpodzol. In de overige boringen in de boomgaard (boring 11 en 13) zijn verstoorde bodemprofielen aangetroffen (A/Chorizonten).