Op het terrein tegenover het hoofdgebouw heeft de Christelijke Hogeschool Ede een tijdelijk schoolgebouw in gebruik. De gemeente en hogeschool zijn voornemens dit gebouw te vervangen door een definitief gebouw. Bij de realisatie van dit gebouw zullen archeologische resten verstoord worden.Uit vooronderzoek is gebleken dat het terrein een hoge archeologische verwachting heeft, of er archeologische sporen aanwezig zijn en wat de aard van deze resten zou zijn, is uit het vooronderzoek niet naar voren gekomen.Om een antwoord te geven op deze vragen heeft ACVU-HBS op 20 en 21 oktober een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd. In het 1.2 ha grote plangebied zijn vijf proefsleuven aangelegd met een totale oppervlakte van 432 m2. Door de bestaande bebouwing was het niet mogelijk om uitspraken te doen over de noordwesthoek van het plangebied.In het plangebied is een vindplaats aangetroffen die een groot deel van het onderzochte terrein beslaat.De vindplaats bestaat uit nederzettingssporen uit de (Late) IJzertijd en beslaat het zuidelijk gedeelte van het plangebied.Langs de noordelijke en oostelijke rand van het plangebied zijn verstoringen aangetroffen die waarschijnlijk veroorzaakt zijn door de industriële bebouwing uit de eerste helft van de vorige eeuw.De vindplaats wordt als behoudenswaardig beoordeeld. Indien behoud in situ mogelijk is in het ontwerp-bestemmingsplan zal de vindplaats onderzocht moeten worden door middel van een opgraving. Tevens wordt de aanbeveling gedaan het deel van het plangebied dat nu nog in gebruik is nader te onderzoeken.