In opdracht van BRO Tegelen heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in februari 2009 een bureau- en inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd in verband met bouwwerkzaamheden in de gemeente Sevenum. Het primaire doel van dit onderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instan tie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Voorts diende het onderzoek zich te richten op de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van eventueel aanwezige archeologische grondsporen en resten.Het plangebied ligt op de overgang van een dekzandrug naar het beekdal van de Molenbeek, die circa 500 m ten oosten van het plangebied stroomt. Deze gunstige landschappellijke ligging was uitermate geschikt voor bewoning en akkerbouw. Het proefsleuvenonderzoek heeft 2 vindplaatsen opgeleverd. Vindplaats 1 betreft neder zettingsresten die in de IJzertijd gedateerd zijn. Het merendeel van de sporen bestaat uit paalkuilen, kuilen en (afwaterings)greppels die door een oude akkerlaag afgedekt zijn. Op basis van het vondstmateriaal kan geen nadere datering binnen de IJzertijd gegeven worden, omdat slechts weinig randfragmenten aanwezig zijn en specifieke versieringen ontbreken.Wellicht betreft het verschillende erven, die zowel synchroon als diachroon bestaan kunnen hebben. Vindplaats 2 is een nederzetting die op basis van het vondstmateriaal gedateerd wordt in de Vroege Middeleeuwen. Het aantal vondsten is echter zeer beperkt. De vorm en de vulling van de paalkuilen is van een andere aard dan die uit de IJzertijd. Ze zijn donkerder en duidelijker begrensd.De landschappelijke ligging is gelijkaardig als de nederzetting uit de IJzertijd.In het beekdal zelf zijn geen sporen aangetroffen die wijzen op een specifiek gebruik, zoals waterputten, deposities, dumps, jachtattributen en dergelijke. Wel zijn verschil lende leemwinningskuilen aangetroffen die vermoedelijk uit de Late Middeleeuwen en/of Nieuwe tijd dateren. In de Nieuwe tijd werd het gehele gebied opgehoogd om zo ook de lagere en nattere delen in gebruik te kunnen nemen als akkerland.Op basis van het proefsleuvenonderzoek wordt vervolgonderzoek door middel van een opgraving noodzakelijk geacht indien de vindplaatsen niet in situ bewaard kunnen worden.
Date: 2009-01-27
Date Submitted: 2012-07-27
Files not yet migrated to Data Station. For access to these files, please contact DANS at info@dans.knaw.nl.