ADC ArcheoProjecten heeft in augustus 2017 een bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Provincialeweg Oost 133 en 135 in Haastrecht, gemeente Krimpenerwaard. De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen sloop en nieuwbouw van twee woningen.Op basis van het bureauonderzoek is een gespecificeerde verwachtingsmodel opgesteld. Hieruit volgt dat in het plangebied rekening moet worden gehouden met archeologische resten uit de Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd. In de Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen kon op sommige delen van de oeverwallen van de Hollandse IJssel gewoond worden. Ter hoogte van het plangebied is de oeverwal doorgebroken, waarbij een crevassegeul gevormd is. In de top van de zowel de oever- als de crevasseafzettingen kunnen mogelijk resten uit de Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen voorkomen. Deze verwachting is echter niet hoog, aangezien langs de Hollandse IJssel nog weinig resten uit deze perioden gevonden zijn. Vanaf de 11e eeuw is vanaf de oeverwallen van de grote rivieren, waaronder de Hollandse IJssel, het achterliggende komgebied van de Krimpenerwaard ontgonnen. Direct langs de dijken langs de Hollandse IJssel, die reeds vóór 1150 waren aangelegd, werden de boerderijen opgericht, vaak op huisterpen. In het plangebied bevonden zich op basis van historische kaarten reeds in het begin van de 19e eeuw twee woningen. Naar verwachting hebben deze woningen nabij de huidige bebouwing gestaan, aangezien het maaiveld in deze zone 1 tot 1,5 m hoger ligt dan in de rest van het plangebied.Mogelijk kunnen, naast de locatie van de huidige bebouwing, nog andere resten van bewoning vóór de 19e eeuw aanwezig zijn in het uiterste noorden van het plangebied (zone tussen de Provincialeweg en de sloot ca. 10 m ten zuiden hiervan). Deze zone is ca. 1 m hoger gelegen dan de zone ten zuiden van de sloot. Het zuiden van het plangebied is laaggelegen en vormde waarschijnlijk een minder gunstige vestigingslocatie. Bovendien heeft het plangebied tussen 1486 en 1913 in een boezemgebied gelegen dat regelmatig onder water gezet werd. Lagere delen zullen dus veel wateroverlast gehad hebben. Daarom, en vanwege de ligging op enige afstand van historische wegen, wordt de kans op bewoning in de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd ten zuiden van de sloot laag geacht.Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek is vastgesteld dat het grootste gedeelte van het plangebied in een drassig komgebied gelegen heeft. De bodemopbouw bestaat uit komklei, dat op 3,5 m –NAP overgaat in een veenpakket (rietveen en bosveen). In het noorden van het plangebied komt dit overeen met 3,5 m –mv, maar in het zuiden zal dit op 2,0 à 2,5 m –mv zijn. In het zuiden van het plangebied is op het veen een enkele decimeters dikke kleilaag aanwezig, waarschijnlijk afgezet tijdens overstromingen van het boezemgebied. In het uiterste noordoosten zijn oeverafzettingen aanwezig, dieper dan 1,8 m –NAP (1,5 m –mv). In het noorden van het plangebied is een 1,5 tot 2,0 m dik, opgebracht kleipakket aangetroffen, waarbinnen bouwmateriaal, een botfragment, mortel en sintels zijn aangetroffen. Dit komt overeen met AHNbeelden waarop te zien is dat de zone tussen de Provincialeweg en de sloot 10 m ten zuiden hiervan is opgehoogd, met name ter hoogte van het huidige woonhuis. Vandaar dat ter hoogte van het huidige woonhuis, en direct ten oosten hiervan, resten van historische bebouwing verwacht worden. In het overige, iets lager gelegen deel van deze noordelijke strook worden overwegend resten van tuininrichting verwacht, hoewel resten van vroegere bebouwing vóór de 19e eeuw niet uitgesloten kunnen worden. Gezien het aangetroffen vondstmateriaal worden overwegend resten uit de Nieuwe tijd verwacht, maar ook resten uit de Late Middeleeuwen kunnen voorkomen.Gezien het ontbreken van ontkalkte of humeuze lagen in de oeverafzettingen, zijn archeologische resten van voor de Late Middeleeuwen niet te verwachten.
Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek