In april / mei 2016 heeft Antea Group een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek heeft bestaan uit een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase). Dit onderzoek is uitgevoerd in verband met de aanleg van een fietspad en natuurontwikkeling langs het Bedelaarsbos in de gemeente Alphen aan den Rijn. Op dit moment is het terrein in gebruik als weiland.Het plangebied zelf ligt in het komgebied van de Kromme Rijn. Door het plangebied loopt van noordoost naar zuidwest een crevasse van de Oude Rijn. Deze is herkenbaar aan een kleiige of zandige niet-humeuze laag vlak boven of in het veenpakket. Tijdens een booronderzoek in het ten oosten van het plangebied gelegen perceel is de verwachte crevasse niet is aangetroffen. Er is alleen veen met daaronder wadafzettingen in de boringen waargenomen. Voor het veen geldt een lage archeologische verwachting voor alle perioden. Er zijn verschillende mogelijkheden waarom de crevasse-afzettingen niet zijn aangetroffen. Het is mogelijk dat het zeer dunne afzettingen zijn: de afstand tot Oude Rijn is vrij groot (de crevasse loopt hier dood in het komgebied). Een andere reden kan zijn dat de daadwerkelijke ligging van de crevasse afwijkt van die op de kaart. Het is dan aannemelijk dat de crevasse noordelijker ligt en daardoor niet meer in het oostelijk perceel aanwezig is. De afzettingen kunnen in dat geval wel in het noordelijk deel van het plangebied aangetroffen worden. Tijdens het booronderzoek in het plangebied zijn geen crevasse-afzettingen aangetroffen. Ook op de iets hoger gelegen delen in het plangebied zijn hiervoor geen aanwijzingen aangetroffen. Dat betekent dat de verwachting op het aantreffen van archeologische (bewonings)resten laag is. Op basis van het bovenstaande onderzoek wordt geadviseerd geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren. Het plangebied kan worden vrij gegeven voor wat betreft de geplande werkzaamheden. Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: telefoon 033-4217456). Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook.
Antea Group Archeologie 2016/45