In het noordelijke deel van het plangebied langs de Molenstraat worden twee nieuwe woningen gerealiseerd. In het kader daarvan is een bureauonderzoek uitgevoerd gecombineerd met een karterend booronderzoek.Tijdens het booronderzoek is een intacte bodemopbouw aangetroffen die bestaat uit een antropogeen cultuurdek met daaronder het natuurlijke beddingzand. Op basis van de aangetroffen fragmenten aardewerk dateert het cultuurdek uit de Middeleeuwen. Dit wijst op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats uit de Vroege- tot Late-Middeleeuwen (9e – vroeg 13e eeuw) binnen het plangebied. Op basis van het aangetroffen aardewerk en de locatie van het plangebied ligt een vindplaats uit de 11e – 12e eeuw het meest voor de hand.De archeologische vondsten en het intacte cultuurdek zijn in het grootste deel van het plangebied onder de bouwvoor aangetroffen vanaf 30 – 40 cm beneden maaiveld. In het noordoostelijke deel van het plangebied is sprake van een dikke recente ophogingslaag waardoor de archeologische vondsten vanaf 70 cm beneden maaiveld worden verwacht. Het leesbare, archeologische sporenniveau (vlakniveau) wordt in de top van de natuurlijke ondergrond (het beddingzand) verwacht. Dit niveau ligt gemiddeld op 90 – 110 cm beneden maaiveld, in het noordoostelijke deel ruim een halve meter dieper vanaf 160 cm beneden maaiveld.Op grond van de resultaten van het onderzoek en de diepte van de geplande bodemingrepen wordt een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. De geplande bodemingrepen beslaan een oppervlakte van ca. 200 m2 (twee woningen + bijgebouwen). Gezien dit kleine oppervlak en de hoge archeologische verwachting wordt geadviseerd om voorafgaand aan de realisatie van de woningen de bouwputten op te graven (onder archeologische begeleiding) waarbij de aanwezige archeologische resten worden gedocumenteerd en veilig gesteld. De gemeente kan instemmen met de resultaten en conclusies van het bureau- en booronderzoek.