Sas van Gent – Herinrichting Paul Krügersdreef. Gemeente Terneuzen.

DOI

Op basis van de beschikbare aardwetenschappelijke, archeologische en historische gegevens werd in het archeologisch bureauonderzoek een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Samengevat kon gesteld worden dat binnen het plangebied één landschappelijke eenheid voorkomt die de archeologische verwachting bepaald, namelijk Afzettingen van Duinkerke IIIb (Laagpakket van Walcheren) die de vroegere eenheden tot op het pleistocene dekzand (Laagpakket van Wierden) hebben opgeruimd. De top van het dekzand is daarbij waarschijnlijk geërodeerd, maar het is niet uitgesloten dat deze plaatselijk nog intact is. Tevens zijn in de nabije omgeving van het plangebied sporen aangetroffen in de top van het dekzand. Hierdoor geldt een middelhoge archeologische verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen uit de vroege en late prehistorie (Paleolithicum, Mesolithicum, Neolithicum, Bronstijd, IJzertijd), de Romeinse Tijd en de Vroege Middeleeuwen. De kans op het aantreffen van vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen wordt, gezien de erosieve werking van de latere inbraakgeulen en door bodemverstoringen bij de aanleg van de 16de- en 17de-eeuwse vestingwerken, laag geacht.Voor de Nieuwe Tijd geldt een hoge trefkans op het vinden van archeologische vindplaatsen binnen het plangebied. Uit de bestudering van historische en archeologische gegevens is gebleken dat zich op deze locatie resten van de 16de- en van de 17de-eeuwse vesting kunnen bevinden. De projectie van de 19de-eeuwse kadastrale kaart op de huidige topografische kaart in combinatie met de bestudering van de kaart van W.T. Hattinga uit 1750 laat zien dat het uiterste oosten van het plangebied ter plaatse van de wal is gelegen. Naar het westen toe doorkruist het plangebied de gracht. Ter hoogte van het Bolwerk Zeeland raakt het mogelijk net de wal van het bastion. Ter plaatse van de gracht wordt het plangebied doorkruist door een brug of passerelle die de, ten zuiden van het plangebied gelegen, ravelijn Ivoy verbindt met de, in de contrescarp gelegen, wapenplaats. Het plangebied doorsnijdt zelf de zuidelijke zijde van deze wapenplaats en loopt in westelijke richting vervolgens verder door over de contrescarp, glacis en buitengracht. Ten westen van de buitengracht bevindt zich de Albertuspolder uit de 17de eeuw. Resten van deze verdedigingswerken worden, op basis van onderzoek in de omgeving, net onder de hier gelegen wegverharding (en eventueel aanwezige stabilisatielagen) verwacht.Tijdens het veldonderzoek werd het opgestelde verwachtingsmodel middels 9 boringen (tot maximaal 2,85 meter beneden maaiveld , 0,87 meter –NAP) getoetst. Hierbij dient opgemerkt dat dit veldonderzoek gericht was op het toetsen van de (geologische) verwachting en niet op het opsporen van eventuele vindplaatsen, maar wel met het doel de veronderstelde ligging van de vestingwerken te verifiëren.Op basis van de resultaten van het booronderzoek kon de bodemopbouw zoals beschreven in het bureauonderzoek op basis van slechts één boring bevestigd worden. In het uiterste westen van het plangebied is namelijk vastgesteld dat het dekzand vanaf 1,65 meter beneden maaiveld (0,15 meter +NAP) aangetroffen kan worden. In de top van het dekzand is een 25 centimeter dikke restant van een BC-horizont waargenomen. De top van het dekzand is hier dus gedeeltelijk geërodeerd als gevolg van erosie door de Duinkerke IIIb inbraakgeul (Laagpakket van Walcheren). Deze boring is gelegen ter plaatse van de buiten de vesting gelegen voormalige Sint Albertuspolder. In geen van de overige boringen zijn afzettingen van het Laagpakket van Walcheren aangetroffen. In boringen nr. 3 en 4 werd wel nog dekzand aangetroffen onderin het profiel. De top van het dekzand is in de boringen aangetroffen op respectievelijk 1,40 en 1,85 meter beneden maaiveld (0,59 en 0,13 meter +NAP). Dit dekzand vertoonde geen BC-horizont, maar bestond bovenin uit een A-horizont waarvan de top verspoeld was. In boring nr.4 is in dit dekzand, op een diepte tussen 2,25 en 2,30 meter beneden maaiveld (0,28 tot 0,33 meter –NAP) een paleosol opgeboord. Zowel in boring nr. 3 als 4 waren direct op de A-horizont ophooglagen aangebracht die toe te schrijven zijn aan het, tot het contrescarp behorende, glacis (boring nr. 3) en wapenplaats (boring nr. 4). Voordat deze ophooglagen zijn aangebracht, zijn de afzettingen van het Laagpakket van Walcheren geruimd. In boringen nr. 6 en 7 is de vulling van de gracht aangetroffen. Deze vulling loopt door tot minimaal 2,60 tot 2,70 meter beneden maaiveld (0,49 en 0,44 meter –NAP), dit is ruim beneden de diepte waarop de bovenzijde van het dekzand mag verwacht worden. In boring nr. 8 is massief puin aangetroffen op 0,80 meter beneden maaiveld (1,46 meter +NAP) dat waarschijnlijk toe te schrijven is aan het Bastion Zeeland. In boring nr. 9 tenslotte, zijn verschillende ophooglagen aangetroffen die deel uitmaken van de wal. Boringen nr. 2 en 5 zijn gestuit op ondoordringbare lagen.Archeologische resten uit de Prehistorie tot (Paleolithicum, Mesolithicum, Neolithicum, Bronstijd, IJzertijd) tot Vroege Middeleeuwen kunnen in het dekzand aangetroffen worden. In boring nr. 4 is tevens een paleosol aangetroffen, in deze laag kunnen eveneens resten uit de Vroege Prehistorie aangetroffen worden. Besloten mag worden dat in die delen van het plangebied waarin het dekzand niet verstoord is, door de Afzettingen van het Laagpakket van Walcheren en latere graafwerkzaamheden voor de verdedigingswerken (de vestingwal en het glacis), de middelhoge verwachting voor resten uit de Prehistorie tot Vroege Middeleeuwen gehandhaafd kan blijven. Voor de overige delen van het plangebied, met name de locatie van de vestinggrachten en de vestingmuur, vervalt de verwachting. De verwachting voor de vestingwerken uit de Nieuwe tijd blijven hoog, deze vestingwerken zijn tijdens het booronderzoek reeds aangetroffen. Wel kan worden vastgesteld dat deze resten bovenin (deels) vernield, verstoord of gedempt zijn bij de slechting van de vestingwerken en de latere aanleg van de Paul Krügersdreef.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xtx-rv92
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xtx-rv92
Provenance
Creator F.M.J. Delporte
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor J.E.M. Wattenberghe; Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed
Publication Year 2017
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact J.E.M. Wattenberghe (Artefact)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 6012089; 15932; 12843; 916; 17863
Version 1.0
Discipline Humanities