Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het grootste deel van de onderzoeksgebieden mogelijk archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen bodemingrepen. Het verdient de voorkeur om geen ingrepen uit te voeren die de archeologisch relevante niveaus (vegetatiehorizont en top oeverwal) verstoren met inachtneming van een buffer van minimaal 0,1 m, dit komt neer op een onderzoeksvrije verstoringsdiepte variërend tussen 0,4 en 1,1 m - mv (zie figuur 6). Indien behoud niet mogelijk is en dieper gegraven wordt dan de in figuur 6 aangegeven dieptes, dan wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Omdat er nog geen concrete indicatoren zijn aangetroffen heeft een proefsleuvenonderzoek hierbij de voorkeur boven een archeologische begeleiding.