Het plangebied ligt op de overgang van het holocene rivierlandschap van de IJssel naar het pleistocene dekzandlandschap. Het plangebied ligt daarbij grotendeels op een met komkleien bedekte, lagergelegen dekzandvlakte. Alleen de (zuid)westelijke rand van het plangebied bevindt zich op een dekzandwelving waar mogelijk geen komkleien op zijn afgezet. Dergelijke lagergelegen, vaak natte gebieden vormden geen aantrekkelijke vestigingsgebieden voor de mens. Zowel in de prehistorie als later zocht men liever de hoger (en droger) gelegen dekzandruggen en koppen op. Na het ontstaan van de IJssel in de loop van de middeleeuwen vestigde men zich liever op de hoger gelegen oeverwallen. Het gehele plangebied is al sinds eind 18e eeuw onbebouwd en in gebruik als weide en akker.
Vanwege de ligging op lager gelegen, nat terrein geldt voor het overgrote deel van het plangebied een lage verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit alle perioden. In theorie geldt alleen ter plaatse van het uiterste (zuid)westelijke deel van het plangebied, daar waar het terrein net iets hoger gelegen is, een middelhoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit de prehistorie en de vroege middeleeuwen. Echter, in dit deel van het plangebied hebben bij de aanleg van een anti-tankgracht in de Tweede Wereldoorlog vergravingen plaatsgevonden waarbij eventuele oudere vindplaatsen zijn verstoord.
Voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd is de verwachting ook laag, aangezien op oud kaartmateriaal geen aanwijzingen zijn voor bebouwing. Uit zondering hierop vormt de verwachting op het voorkomen van resten uit de Tweede Wereldoorlog. Deze is voor het uiterste (zuid)westelijke deel van het plangebied hoog vanwege de ligging van een anti-tankgracht alhier.
Op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek kan worden geconcludeerd dat het noordelijke deel van het plangebied conform de verwachting gelegen is op een (verspoelde) dekzandvlakte. Deze vlakte was dermate laag gelegen dat deze regelmatig overstroomde bij hoge waterstanden van de IJssel (voorafgaand aan de bedijking). Het vormde vanwege de lage ligging en de relatief natte omstandigheden geen gunstige vestigingslocatie. De lage verwachting op het voorkomen van archeologische resten kan voor dit deel van het plangebied derhalve gehandhaafd blijven.
Voor het (zuid)westelijke deel van het plangebied geldt echter dat de dekzandwelving, zoals deze aan de uiterste rand van het plangebied werd verwacht, zich verder oostwaarts uitstrekt dan verwacht. Hier is direct onder de bouwvoor nog een restant van de oorspronkelijke bodem aangetroffen. Indien hier een archeologische vindplaats aanwezig is, zal deze maar in beperkte mate verstoord zijn. Sporen uit de periode paleolithicum - middeleeuwen kunnen hier nog grotendeels intact aanwezig zijn. Derhalve wordt aan dit deel van het plangebied, in tegenstelling tot de bevindingen uit het bureauonderzoek, een middelhoge verwachting toegekend.
In het uiterste zuidwestelijk deel van het plangebied is de anti-tankgracht uit de Tweede Wereldoorlog aangeboord. De gracht lijkt te zijn gevuld met schone grond en niet met oorlogspuin. Daarmee verliest de anti-tankgracht gedeeltelijk aan archeologische relevantie. Wel is de bodem ter plaatse van de anti-tankgracht dermate diep verstoord, dat hier in het geheel geen oudere archeologische resten meer worden verwacht.
BAAC adviseert de plannen voor de toekomstige uitbreiding van het zorgcentrum zo in te richten, dat eventuele bodemverstoringen alleen noodzakelijk zijn in het gebied met een lage verwachting. In dat geval is namelijk geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk. Indien dit niet haalbaar is en toch verstorende werkzaamheden noodzakelijk zijn in het gebied met een middelhoge verwachting, die dieper zullen reiken dan 30 cm-mv, dan is archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk. Er wordt in dat geval geadviseerd om voorafgaand aan de werkzaamheden een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek uit te laten voeren conform onderzoeksmethode A3 (boren in een 13 x 15 grid, gemiddeld 52 boringen/ha).