De bodemopbouw in het onderzoeksgebied bestaat van boven naar onder uit een bouwvoor, gevolgd door een verstoorde laag en/of een humeus pakket van venig en veelal wat lemig zand. Hieronder volgt het dekzand. Hiervan is de top in de meeste boringen beïnvloed door waterwerking vanaf het bovenliggende venige zand (enige humusinspoeling), waarna het overgaat naar de dekzand C-horizont. In het dekzand is geen podzolbodem aangetroffen. Waarschijnlijk was het gebied te nat en heeft zich nooit een podzolbodem gevormd. In het hele onderzoeksgebied is sprake van moerige eerdgronden, die volgens de bodemkaart alleen langs de uiterste westrand van het onderzoeksgebied voorkomen. In boring 1 en 4 volgt is alleen sprake van een bouwvoor tot 0,30 m-mv. In boring 2, 3 en 5 is nog sprake van omgewerkte grond tot 0,60 m-mv en in boring 6 is de bodem dieper verstoord, tot 1,35 m-mv.Op basis van bovenstaande onderzoeksresultaten bevelen wij geen vervolgonderzoek aan.