In het voorjaar van 2005 is een kleine opgraving uitgevoerd op een terrein te Panningen-Stokx. Hier was woningbouw gepland en eerder een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd door RAAP. Het terrein ligt op de zuidoostflank van een dekzandrug die geleidelijk overgaat in het dal van de Kwitsbeek. De historische bebouwing van Panningen en het gehucht Stokx ligt nog wat lager op de flank. De oorspronkelijke bodem ter plaatse van de opgraving was een vaaggrond of moderpodzol, met aan de zuidoostzijde een veldpodzol in een depressie. Op de bodemkaart is een enkeerdgrond met grondwatertrap VII en VI gekarteerd, maar de ophogingslaag is niet dik en misschien is sprake van een relatief late ontginning en/of een gebruik van plaggenmest met een geringe minerale component. De zuidelijke helft van de vindplaats bleek sterk aangetast door het graven van ‘bedden’, greppels gegraven voor bodemverbetering (voor tuinbouw of het winnen van zand. Aan de noordoostzijde van het terrein ligt een diepe verstoring, ontstaan bij de winning van leem voor de baksteenfabricage. De opgraving had een oppervlak van niet meer dan 3030 m2. Dit kleine areaal komt zeker niet overeen met de omvang van het grafveld, maar de eerder genoemde verstoringen alsmede de reeds gerealiseerde bebouwing aan de noordzijde van het terrein maakten verder onderzoek niet mogelijk en zinvol. Hoewel daarmee de doelstelling de omvang van het grafveld en het aantal graven te bepalen niet kon worden gerealiseerd, heeft het onderzoek wel inzicht gegeven in het grafritueel en de materiële cultuur van de Late IJzertijd. De gewenste vergelijking met het nabijgelegen grafveld Panningen-Loo, minder dan een kilometer naar het noordoosten, is momenteel echter niet goed mogelijk. Daarvoor zou het nodig zijn alsnog de crematieresten te onderzoeken, het metaal te restaureren en een reeks 14C-dateringen van verbrand bot te laten uitvoeren.