Het onderzoek heeft een vindplaats aangetoond uit de Late-Middeleeuwen en één uit de Nieuwe tijd. Er zijn twee sleuven aangelegd, waarin resten van de voormalige bebouwing is aangetroffen. Het gaat om een voormalig huis met kelder en een aanbouw. Op het achterterrein is een riool en een vermoedelijke goot aangetroffen. Tevens is een waterkelder uit de Nieuwe tijd BC aangetroffen. Op een dieper niveau is hier, op het achterterrein, een (laat-) middeleeuwse laag aangetroffen met relatief veel vondsten, vooral aardewerk en bot, maar ook een bewerkte natuursteen. Het aardewerk betreft roodbakkend aardewerk, kogelpot en steengoed. Het oudste aardewerk dateert uit de 12e/13e eeuw. Het bot is consumptieafval van vooral middelgrote zoogdieren (varken, schaap/geit). In het vlak is een palenrij van een fuik of beschoeiing aangetroffen, alsook een veenpoer. Op basis van de laag waarin deze sporen ingebed liggen, gaat het om laatmiddeleeuwse resten. De poer houdt mogelijk verband met een voorloper van het bakstenen huis. In het plangebied is een (deel van een) vindplaats aangetroffen. De fysieke kwaliteit is goed te noemen en de inhoudelijke kwaliteit scoort middelhoog. Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek adviseert IDDS Archeologie om eerst archeologisch vervolgonderzoek plaats te laten vinden indien grondroerende activiteiten plaats zullen vinden.