In opdracht van de gemeente Vlaardingen heeft RAAP in juli-augustus 2021 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Afrit Marathonweg te Vlaardingen. Het onderzoek vond plaats in het kader van een voorgenomen omgevingsvergunningaanvraag. In dit plangebied van circa 8.200 m2 is de aanleg van een nieuwe afrit bij de Marathonweg (noord) voorzien. Hier wordt een ophooglaag aangebracht en een weg met waterpartijen aangelegd. De exacte diepte van de voorgenomen graafwerkzaamheden is nog niet bekend. Dit onderzoek is nodig omdat bij de voorgenomen werkzaamheden mogelijk archeologische waarden zouden kunnen worden verstoord.
Op basis van het bureauonderzoek bestond met name een hoge archeologische verwachting voor sporen en resten uit de (late) ijzertijd en de Romeinse tijd, indien in het plangebied kreekgeul - en/of kreekoeverafzettingen van het Vlaardingenstelsel met een goeddeels intact bodemprofiel aanwezig zijn. Ter plaatse van de uitgevoerde boringen in het oostelijk deel van het plangebied zijn zulke lagen direct onder diepe verstoringen of jongere dekafzettingen (Vlaardingendek) vanaf 155-215 cm –mv aangetroffen. Ter plaatse van boring 4 bevinden kreekgeulafzettingen zich relatief hoog vanaf 2,25 m –NAP en in de andere boringen zijn vanaf 2,65-3,25 m –NAP kreekgeul of oeverafzettingen aangeboord. Op basis van de resultaten van het onderzoek lijkt sprake te zijn van meerdere fasen van kreekgeul - en oeverafzettingen uit de ijzertijd en Romeinse tijd. Hoewel tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren of duidelijke lak- of cultuurlagen zijn aangetroffen, betreffen de oeverafzettingen potentiële archeologische niveaus en bestaat ook voor de geulafzettingen een hoge archeologische verwachting. Archeologische sporen en resten in deze lagen kunnen bestaan uit bewoningssporen, ontginningssporen, rituele deposities, sporen van visserij en/of (zeker in de omgeving) dammen en duikers. Voor de andere aangetroffen lagen binnen de maximale boordiepte van 500 cm –mv bestaat, met uitzondering van een veenlaag in het pakket kreekafzettingen, een relatief lage archeologische verwachting.
Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het onderzochte deel van het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Daarom wordt geadviseerd om, rekening houdend met een buffer van 25 cm, (indien mogelijk) graafwerkzaamheden dieper dan 2 m –NAP in dit oostelijk deel van het plangebied te vermijden. Afhankelijk van de maaiveldhoogte kunnen kansrijke archeologische lagen zich in zones zonder diepe verstoringen ongeveer vanaf 0,9-1,4 m onder het huidige maaiveld (voor ophoging) bevinden.
