In opdracht van Gemeente Oost Gelre heeft archeologisch onderzoeksbureau Archeodienst Gelderland een Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) verkennende fase uitgevoerd in het plangebied “Flierbeek” in Lichtenvoorde (gemeente Oost Gelre).Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO ten behoeve van de geplande ontwikkeling van het plangebied. De opdrachtgever is van plan om nieuwbouw van woningen en een aantal wadi’s op het terrein te realiseren. Hierbij zal de bodem door graafwerkzaamheden worden verstoord tot een diepte van maximaal 2,0 m beneden maaiveld. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen daarbij verloren gaan. Om te voorkomen dat archeologische resten ongedocumenteerd verloren gaan is er in de wet vastgelegd dat er alvorens er graafwerkzaamheden plaatsvinden een archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Het onderhavige onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1 (CCvD 2006). Het onderzoek vond plaats in de periode 6 – 9 juli. De boringen zijn geplaatst door Enviroplan uit Weurt, bij het plaatsen van de boringen was steeds een fysisch geograaf van Archeodienst Gelderland aanwezig.Uit het bureauonderzoek kwam naar voren dat het terrein tot 1845 uit moeras bestond. Na ontwatering is er turf gewonnen. Het terrein draagt het toponiem: “Het Veen”, hetgeen een aanwijzing is voor de natte omstandigheden ter plaatse van het terrein. Het terrein is vanwege deze natte omstandigheden slecht geschikt geweest voor bewoningsdoeleinden. In de nabijheid van het plangebied lag een hoge dekzandrug die vele malen geschikter was. Daarom werd de kans laag ingeschat dat er ter plaatse van het plangebied archeologische waarden in de ondergrond aanwezig zouden zijn. Het booronderzoek heeft deze aanname bevestigd. Het terrein bleek zelfs meer verstoord te zijn dan we op basis van de bodemkaart konden vermoeden want het grootste deel bestond uit vaaggronden. Een archeologisch vervolgonderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.