Op basis van het archeologisch vooronderzoek is vastgesteld dat de verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten in het plangebied middelhoog is. Dit komt overeen met de verwachting in het bureauonderzoek, dat in een eerder stadium is uitgevoerd. De top van de verwachte oeverafzettingen is immers in de ondergrond van het gehele plangebied intact aanwezig. In de top van de oeverafzettingen geldt een verwachting op resten uit de periode Neolithicum-Late Middeleeuwen. In het bureauonderzoek is tevens een verwachting toegekend aan het rivierduinzand, dat zich in de ondergrond zou moeten bevinden. De aanwezigheid ervan is inderdaad aangetoond, maar gezien het voorkomen van klei op het zand en de mengen van dit zand met de erboven gelegen klei, is de verwachting dat deze afzettingen archeologisch niet meer intact zijn. Het veldonderzoek heeft de verwachting uit het bureauonderzoek bevestigd dat er oeverafzettingen op komafzettingen op rivierduinafzettingen aanwezig zouden zijn. De rivierduinafzettingen zijn echter verspoeld en daardoor niet intact. Dit deel van het verwachtingsmodel van Melman (2020) is naar laag bij te stellen.