15104262 BEU.WAA.ARC Eindrapportage archeologisch onderzoek Vordingstraat 36 te Ewijk

DOI

Gespecificeerde archeologische verwachting. Vanuit het bureauonderzoek is de verwachting hoog op het aantreffen van archeologische resten uit de perioden vanaf het Vroeg-Neolithicum. Vanaf het (Laat-)Paleolithicum t/m het Mesolithicum (Jagers-Verzamelaars) had het plangebied namelijk een ligging binnen vlechtende riviervlakte (Terras X), overgaand naar een ligging binnen een komgebied. Met het ontstaan van de meandergordel/stroomgordel van Winssen kreeg het plangebied een landschappelijke ligging in een oeverwalzone ten noorden van deze meandergordel/stroomgordel. Deze meandergordel/stroomgordel was actief van circa 5391 tot 3891 voor Chr. (Vroeg-/Midden-Neolithicum). De naastgelegen zones als het gebied binnen de meandergordel/stroomgordel, werden als gunstige bewoningslocaties gezien. Met het ontstaan van de meandergordel van de Waal die vanaf circa 210 voor Chr. (Late-IJzertijd) tot heden actief kreeg het plangebied een landschappelijke ligging in een overgangszone tussen de ten noorden hogere delen van de oeverwal, direct naast dan wel nog binnen de meandergordel, en de ten zuiden lager gelegen komgebieden. Hoewel de hogere delen van de oeverwal de meest gunstige condities hadden werden deze overgangszones ook nog steeds als gunstige bewoningslocaties gezien, zeker ter plaatse van de locaties van de oude woongronden (deze bevatten vaak vindplaatsen met meerdere bewoningsperioden.Resultaten inventariserend veldonderzoek: uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) blijkt dat de aangetroffen bodemopbouw vrij goed overeen met de verwachte bodemopbouw op basis van de paleogeografische kaart met archeologische verwachtingen van de gemeente Beuningen. Onder het recent verstoorde deel van de bodemopbouw, tot een diepte van minimaal 40 en maximaal 110 cm -mv, gemiddeld tot 70 cm -mv, komt tot een diepte van gemiddeld 135 cm -mv een laag grijsbruin en naar onderen toe bruingrijs gekleurde, kalkloze, sterke siltige klei voor (Cg-horizont). Het betreffen afzettingen die gesedimenteerd zijn tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van de Waal en voordat bedijking plaatsvond. Op basis van de textuur en kalkloosheid van het sediment gaat het wel eerder om komafzettingen dan oeverwalafzettingen. Tussen gemiddeld 130 en 250 cm -mv komt een laag kalkloze matig siltige klei voor, waarbij de top een vegetatiehorizont/laklaag (Ab-horizont) betreft. Het zijn afzettingen die gesedimenteerd zijn in de periode nadat de meandergordel/stroomgordel van Winssen actief was en voordat de meandergordel/stroomgordel van de Waal actief werd, waarbij het plangebied duidelijk een landschappelijke ligging in een komgebied had. Vanaf gemiddeld 250 tot 300 cm -mv (einddiepte boringen) komt een pakket kalkrijke, uiterst siltige klei, met eveneens in de top een vegetatiehorizont/laklaag. Dit zijn wel oeverwalachtige afzettingen en zijn gesedimenteerd zijn tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van Winssen. De aangetroffen bodemopbouw geeft geen aanwijzingen dat er sprake is van lagen opgebrachte grond of een bewerkte oude woongrond. In het geroerde/verstoorde en bovenste deel van de bodem-opbouw (behorend tot afzettingen gesedimenteerd tijdens de actieve fase van de meandergordel/stroomgordel van de Waal) zijn naast voornamelijk resten bouwpuin ook dateerbare resten aangetroffen uit de perioden Nieuwe tijd B/C, in de vorm van twee fragmenten Faience aardewerk, vier fragmenten roodbakkend aardewerk, een fragment steengoed (type Raeren), een fragment witbakkend aardewerk en twee fragmenten pijpaardewerk (deel van een pijpensteeltje). Zeer waarschijnlijk gaat het om resten die doelbewust zijn gedumpt en met het bovenste deel van de bodemopbouw is opgemengd (afval-/sloopresten) en wellicht te relateren zijn aan menselijke activiteiten in en rondom het boerenerf Marialust. In géén van de boringen zijn archeologische resten aangetroffen in het onverstoorde deel van de bodemopbouw dan wel resten die beduidend ouder zijn dan 17e-19e eeuw. Ook concentraties van houtskool of fosfaatvlekken, welke een aanwijzing kunnen zijn voor de aanwezigheid van een door de mens gevormde cultuurlaag, of indicatoren die kunnen wijzen op een oudere woongrond, zijn niet waargenomen. Conclusie: op basis van de deels verstoorde bodemopbouw (wel beperkend tot het pakket afzettingen gesedimenteerd tijdens de actieve fase van de meandergordel van de Waal (en voordat bedijking plaatsvond)) en het verder ontbreken van archeologisch relevante indicatoren kan worden geconcludeerd dat archeologische waarden niet aanwezig zullen zijn. Er zijn dus geen gevolgen voor de voorgenomen bodemingrepen.De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, wordt door het booronderzoek merendeels bevestigd voor wat betreft de landschappelijke ligging/paleogeografische ontwikkeling van het plangebied, echter niet voor wat betreft de hoge verwachting op het aantreffen van archeologische indicatoren daterend vanaf het Vroeg-Neolithicum. Deze verwachting voor kan dan ook worden bijgesteld naar geen verwachting.Selectieadvies: op grond van de deels verstoorde bodemopbouw en het verder ontbreken van archeologisch relevante indicatoren, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevals-vondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Beuningen en diens adviseur (mevrouw S. van Roode, regioarcheoloog Nijmegen e.o.) hiervan per direct in kennis te stellen.

Date Accepted: 2018-01-09

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-zcm-hbte
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-zcm-hbte
Provenance
Creator E.M. ten Broeke
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor E.M. Broeke, ten; Econsultancy
Publication Year 2018
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact E.M. Broeke, ten (Econsultancy)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 9897403; 10828; 10548; 1063; 5429
Version 1.0
Discipline Humanities