IDDS Archeologie heeft in februari 2022 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd aan de Palestrinalaan 2 in Voorschoten, gemeente Voorschoten. De noodzaak tot het archeologisch onderzoek komt voort uit het bestemmingsplan. De doelstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en zo nodig aanvullen van de gespecificeerde verwachting. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap in het plangebied, voor zover deze vormeenheden van invloed kunnen zijn geweest op de bruikbaarheid van de locatie door de mens in het verleden. Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen kansarme zones van het plangebied worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor behoud of voor vervolgonderzoek.
In het plangebied zijn 5 boringen gezet met een diepte die varieert van 2,0 tot 4,0 m beneden het maaiveld. Deze boringen zijn verdeeld over de nieuw aan te leggen bebouwing. Er is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 10 cm voor het deel van de ondergrond dat boven de grondwaterspiegel ligt. Voor het deel onder de grondwaterspiegel is gebruik gemaakt van een zuigerboor.
Aanbevelingen IDDS Archeologie
Het plangebied ligt op een strandwal waarvan de top omgewerkt is. Tijdens het onderzoek zijn alleen afzettingen aangetroffen met een kleine kans op het aantreffen van in situ archeologische waarden. Hierdoor adviseert IDDS Archeologie om het plangebied, voor wat betreft het aspect archeologie, vrij te geven voor de voorgenomen civieltechnische werkzaamheden.
Aanbevelingen gemeente Voorschoten
Het advies van IDDS om de locatie vrij te geven voor de beoogde ontwikkeling wordt door de gemeente Voorschoten niet overgenomen. De reden hiervoor is de omvang (>250m2) en de locatie van de verwachte bodemingrepen als ook de locatie van de gezette boringen in relatie tot de te verwachten archeologische vindplaatsen. Er is een beperkte verspreiding van de boringen ten opzichte van de vorm en afmeting van het plangebied en de te verwachte ingrepen. Vermoedelijk veroorzaakt door de nog aanwezige en te slopen bebouwing. De archeologische waarde is naar ons oordeel daardoor nog in onvoldoende mate aangetoond.
Dit betekent dat er archeologische voorwaarden gesteld gaan worden aan de ondergrondse sloop in de vorm van een archeologische begeleiding. Voor de sloop is een omgevingsvergunning daardoor verplicht. Nadat de archeologische begeleiding is uitgevoerd dient er een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden waarmee de archeologische waarde van het terrein kan worden vastgesteld.
Als er behoudenswaardige waarden aanwezig blijken te zijn, kan de gemeente besluiten dat deze waarden ex situ dienen te worden behouden door middel van een archeologische opgraving.
Voor de archeologische begeleiding, het proefsleuvenonderzoek als ook voor de eventuele opgraving is een door de gemeente goedgekeurd PvE verplicht. Mogelijk kan dit in de vorm van een gecombineerd PvE. Dit PvE dient door de aanvrager van de omgevingsvergunning te worden aangeleverd. Het PvE wordt daarna als voorwaarde aan de nog te verlenen omgevingsvergunning verbonden.