Oudheden uit Odijk. Bewoningssporen uit de Late IJzertijd, Romeinse tijd en Merovingische tijd aan de Singel West/Schoudermantel

ACVU-HBS voerde van 31 januari tot en met 7 april 2005 een opgraving uit aan de Singel West (Schoudermantel) in Odijk, gemeente Bunnik. Het onderzochte terrein wordt ontwikkeld voor woningbouw en een kantoorpand door Lithos Bouw & Ontwikkeling en de families Peek en Vernooij. Vooronderzoek in 2000 door het ADC had al uitgewezen dat zich op de site bewoningssporen uit de IJzertijd, de laat-Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen bevonden. Tijdens het onderzoek van 2005 is gebleken dat de bewoning in het plangebied twee zwaartepunten heeft gekend: de Late IJzertijd en de laat-Romeinse en Merovingische tijd. Uit deze periodes zijn dan ook vele bewoningssporen aangetroffen, maar huisplattegronden zijn niet herkend. In de tussenliggende perioden lijkt de bewoning te ontbreken (vroeg-Romeinse tijd) of zijn alleen perifere sporen gevonden die behoren tot een nederzetting in de omgeving (midden-Romeinse tijd). In deze laatste periode lag op het terrein een omgreppeld perceel. Een relatief groot aantal vondsten van midden-Romeins paardentuig kan erop duiden dat de inheemse bevolking hier paarden trainde. De site bevindt zich aan de westelijke rand van de meandergordel van de Kromme Rijn. In de Romeinse tijd lag de nederzetting pal aan de rijksgrens, maar binnen het imperium. Aan het einde van de 6de eeuw na Chr. ontstond een crevassegeul uit de Kromme Rijn die zich insneed tot in het onderzoeksgebied en er doodliep. Gedurende enkele tientallen jaren vormde zich een humeuze laag op de bodem van de kleine geul, die een diepte had van 1.5 tot 2 m. Tegen het midden van de 7de eeuw was de opvulling al zover gevorderd dat er nog slechts een flauwe laagte resteerde. Botanisch en palynologisch onderzoek geven een beeld weer van de vegetatie in de laat-Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen. De relatief intensieve bewoning heeft geleid tot een voornamelijk open landschap met op de droge gronden bosschages met onder andere eik en hazelaar, en op de natte komgronden elzenbosjes. De oevers van de crevassegeul waren begroeid met een voedselrijke moerasvegetatie. Zowel in de winter als in de zomer zijn gewassen verbouwd. In tegenstelling tot het algemene beeld van de vegetatie in het rivierengebied, nam het bosareaal niet toe in de laat-Romeinse tijd. Dit wijst er op dat in het gebied rond Odijk de bevolkingsdichtheid niet substantieel terugliep, zoals elders in het rivierengebied wel het geval was. In de verschillende bewoningsfasen concentreerde de bewoning zich in het zuidelijke deel van het terrein. De agrarische economie was zowel voor de Late IJzertijd als de laat-Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen gebaseerd op een gemengde landbouw. Voor de IJzertijd zijn echter geen rechtstreekse aanwijzingen gevonden voor het verbouwen van gewassen, wat voor de laat-Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen wel het geval is. In die periodes werden zowel bedekte gerst en emmertarwe als rogge geteeld. In tegenstelling tot het algemene beeld voor Nederland was rogge niet het belangrijkste graangewas in de Vroege Middeleeuwen. In de veeteelt vonden geen grote veranderingen plaats van de Late IJzertijd tot de Vroege Middeleeuwen. De rundveehouderij kwam meer en meer in het teken te staan van trekkracht en mest dan in de productie van vlees. Uit de Late IJzertijd, vermoedelijk uit de eerste helft van de 1ste eeuw voor Chr., stamt een baar van purperkleurig La Tène-glas. Deze bijzondere vondst is de eerste van zijn soort in Nederland, en vormt een duidelijke aanwijzing dat locaal glazen armringen werden vervaardigd. Bovendien toont de ontdekking dat we onze visie op de productiewijze van deze armbanden moeten herzien. Voorheen werd aangenomen dat in het Midden-Nederlandse rivierengebied glas werd gemaakt van soda, zand en kalk. De glas baar uit Odijk leert dat de armringen in de Late IJzertijd weliswaar plaatselijk geproduceerd kunnen zijn, maar dat de grondstof hiervoor in de vorm van baren werd aangevoerd uit andere delen van Europa. Op de site is in de laat-Romeinse en of Merovingische tijd ijzer geproduceerd en bewerkt. Productie van ijzer, het winnen van metaal uit erts, was tot dusverre niet bekend van nederzettingen links van de Rijn. Daarnaast heeft men hier brons, lood en mogelijk zilver bewerkt. Ovens zijn echter niet aangetroffen. De vondsten wijzen verder op textielverwerking (spinklossen en stopnaalden) en op de bewerking van leer en mogelijk hout. Daarnaast kan uit de samenstelling van het dierlijk bot en uit de vondst van loden netverzwaringen worden afgeleid dat men zich met visvangst bezighield. Rond 700 na Chr. is het terrein verlaten. Kort daarna, in de 8ste of 9de eeuw, heeft men aan de zuidrand een inhumatiegraf aangelegd. Of dit deel uitmaakt van een grotere begraafplaats is niet bekend. Uit vondstmeldingen en kleinschalig onderzoek in de directe omgeving wordt wel duidelijk dat de bewoningssporen uit de Merovingische periode slechts een fragment betreffen van een veel groter bewoningsareaal. In andere delen hiervan loopt de bewoning door tot zeker in de Karolingische tijd.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xyf-br2p
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-iy-h1qv
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:93494
Provenance
Creator Schurmans, M.D.R.; Verhelst, E.M.P.
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor Boreel, G.L.; Kooistra, L.I.; Schuuring, A.E.I.; Kerckhove, J. Van; Zeiler, J.T.; Komen, M.C.M.; Zijverden, W.K. van; VUhbs archeologie
Publication Year 2018
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/licenses/by/4.0; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Representation
Language Dutch; Flemish
Resource Type Text
Format application/pdf
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities
Spatial Coverage (5.228 LON, 52.054 LAT); Odijk-Singel West (Schoudermantel)