ADC ArcheoProjecten heeft in juni 2021 een beknopt bureauonderzoek voor deellocatie Kooltuinweg, onderdeel van het projectgebied N206 / HOV Watergangen.en 2). Dit onderzoek betreft ingrepen die vallen buiten de grens van het PIP. De ingrepen betreffen het dempen van watergangen, de aanleg van nieuwe watergangen en watercompensatie en een onderdoorgang. Het gebied van de watercompensatie en van de onderdoorgang zijn reeds eerder onderzocht. De aan te leggen watergangen in het noordelijke deel van het gebied zijn nog niet onderzocht. Dit betreft de aanleg van een primaire watergang en een secundaire watergang direct langs de N206. Met de aanleg van deze watergangen bestaat het risico dat archeologische resten beschadigd worden. In het kader van de ontwikkelingen in de omgeving van onderhavig plangebied, o.a. aanleg RijnlandRoute en woningbouw Vliegveld Valkenburg, zijn de afgelopen 10 jaar veel verschillende onderzoeken in de directe omgeving van het plangebied uitgevoerd. Op basis van de resultaten van die onderzoeken zal in deze rapportage een gespecificeerde verwachting voor de aan te leggen watergangen worden gepresenteerd. Wegens het ontbreken van concrete informatie over de bodemopbouw in het tracé voor de watergang kan geen gespecificeerde verwachting op paleo-landschappelijk laagniveau worden geformuleerd. Wel kan op basis van de mogelijk aanwezige paleo-landschappelijke eenheden een verwachting worden uitgesproken. Voor het kwelder – kreeklandschap geldt een middelhoge tot hoge verwachting op nederzettings-resten uit de Late Bronstijd – IJzertijd, indien er sprake is van zandige oevers langs kreekgeulen. Ook kunnen in dat geval sporen van landgebruik (akkers, greppels, e.d.) verwacht worden. De vindplaatsen in dit landschap zijn over het algemeen gering van omvang (<1000 m2) en kenmerken zich door vaak een geringe vondstdichtheid. In dit landschap komen vindplaatsen voor met een herkenbare archeologische laag, maar deze vormen niet de meerderheid en de omvang van de archeologische laag is vaak zeer beperkt. De vindplaatsen bevinden zich in en onder een kenmerkende vaak dubbele vegetatiehorizont. De diepte waarop deze vindplaatsen aanwezig kunnen zijn is afhankelijk van de dikte van de afdekkende getijdenafzettingen en varieert globaal tussen 0,75 – 1,5 m –mv. Indien geen sprake is van zandige oevers dan geldt voor dit landschap een lage verwachting op archeologische resten. In het getijden deklandschap dat gevormd is vanaf de (Late) IJzertijd kunnen archeologische resten uit de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen aanwezig zijn. In dit landschap geldt voor de Romeinse tijd een middelhoge verwachting indien er sprake is van uitlopers van de oever van de Oude Rijn en deze nog intact aanwezig zijn. Vindplaatsen die verwacht kunnen worden betreffen losse inheemse nederzettingen. Dergelijke nederzettingsresten kunnen direct onder de verstoorde bovengrond / bouwvoor verwacht worden maar ook op diepere niveaus in de getijden –dekafzettingen. De inheems Romeinse vindplaatsen die zijn aangetroffen bij het onderzoek op het voormalige vliegveld Valkenburg zijn relatief klein qua omvang en hebben geen herkenbare archeologische laag. Ook de vondstdichtheid is laag. Het tracé van de watergang ligt relatief ver verwijderd van de bekende Romeins militaire installaties. De verwachting voor Romeinse militaire resten is daarom laag tot middelhoog. Aangezien het gebied tot ver in de Nieuwe tijd onbebouwd is gebleven geldt er voor de periode na de Romeinse tijd een lage verwachting. Voor resten van WOII geldt een verwachting voor loopgraven, tankgrachten en bijbehorende sporen als mansgaten en versperringen. Ook kunnen munitieresten verwacht worden.
