Conclusies en AanbevelingenHet is zeer waarschijnlijk dat het plangebied Kerkebogten archeologische resten bevat. Hierbij moet met name gedacht worden aan sporen van nederzettingen en mogelijk grafvelden uit de late prehistorie tot en met de Volle Middeleeuwen (ca. 800 voor Chr. - 1300 na Chr.).Verwacht kan worden dat de resten goed geconserveerd zijn. Aan de randen van het plangebied, zoals bijvoorbeeld bij de Koppenhoek aan de Schadewijkse straat, kunnen delen van nederzettingen door woonwijken overbouwd zijn. Op basis van het bureauonderzoek is geen duidehjkheid verkregen over de mate van verstoring van het lagere gebied ten noorden en oosten van de Hoogstraat door onder meer zandwinning.De onderzoeksresultaten laten vooralsnog geen uitspraken toe met betrekking tot parameters als zeldzaamheid, informatiewaarde en ensemblewaarde. Zeker voor de Romeinse tijd en de Middeleeuwen kan de waarde voor de laatste twee parameters aanzienhjk zijn.De graafwerkzaamheden die gepaard gaan met een realisatie van het bestemmingsplan hebben zonder twijfel een verstorende werking op het archeologisch bodemarchief ter plaatse. Om vertraging in de planvoorbereiding te voorkomen, dient de archeologie van het gebied in een zo vroeg mogelijk stadium te worden meegewogen. Indien behoud van de archeologische waarden in situ niet gegarandeerd kan worden, wordt geadviseerd eerst een nader onderzoek in te stellen naar de aard, omvang en locatie van de archeologische resten. Dit kan het beste gerealiseerd worden door middel van een uitgebalanceerde combinatie van grondboringen en proefsleuven. De grondboringen richten zich met name op de vragen of er terreindelen vanwege verstoring van de bodem kunnen worden uitgesloten van vervolgonderzoek en welke zones extra aandacht verdienen bij een vervolgonderzoek. De proefsleuven geven inzicht in de aard, locatie, omvang en kwaliteit van de archeologische resten. Een praktische voorwaarde echter is dat voor dit onderzoek alle percelen vrij toegankelijk zijn. Een inventariserend booronderzoek kan in de praktijk meestal in een vroeger stadium worden uitgevoerd dan een proefsleuvenonderzoek.Op basis van de resultaten van het vooronderzoek kan op verantwoorde wijze worden afgewogen óf en in hoeverre de bouwplannen met het oog op behoud ter plaatse kunnen worden aangepast. Blijkt na afweging van belangen behoud in situ niet mogelijk, dan kan het opgraven van relevante archeologische zones gezien worden als een 'laatste redmiddel'.
ZAN 1