Het bureauonderzoek toont aan dat er een hoge kans is op archeologische waarden in het plangebied vanaf het Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Er is een gerede kans op een bodemverstoring tot onder het archeologisch waardevol niveau door de bewerking van de grond tot een diepte van meer dan 0,50 m-mv. Het dekzand ligt in de omgeving op een diepte van 135 cm-mv. Ook kan een subrecente ophoging van maximaal 70 cm aanwezig zijn die mogelijke verstoringen tot in het archeologische niveau heeft voorkomen. Uit het booronderzoek blijkt dat de basis van het bodemprofiel uit rivierafzettingen bestaat van matig grof siltig kalkloos zand (220 mu). Deze afzettingen maken deel uit van een rivierterrasrestrug van de IJssel. Dit betreft vermoedelijk dezelfde rivierterrasrestrug als in afbeelding 2 (3K22), ten noorden van het plangebied. De terrasrestrug is geleidelijk overstroomd door de IJssel. De top van dit zandpakket wordt naar boven toe steeds kleiiger. Deze zandige overgangslaag van circa 15 cm dikte wordt afgedekt door een dik pakket jonge rivierklei. De basis van dit pakket is natuurlijk. De top is echter omgewerkt voor landbouwdoeleinden. Het aangetroffen bodemtype is een poldervaaggrond. De totale dikte van de holocene deklaag varieert van 175 cm bij boring 5 tot 205 bij boring 1 en 2. In boring 5 bevindt zich onder de subrecente akkerlaag een oudere cultuurlaag waarin puinspikkels en fosfaat (dierlijke mest) is aangetroffen. Deze laag is als een restant van een terpzool geïnterpreteerd. De feitelijke woonterp of woonheuvel heeft echter ten noorden van het plangebied gelegen, ter plaatse van de bestaande onderkelderde ligboxenstal.