Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologisch bureauonderzoek met een cultuurhistorische inventarisatie uitgevoerd ten behoeve van het dijkversterkingsproject Den Oever – Den Helder, in de gemeenten Hollands Kroon en Den Helder. Het betreft een dijk tracé van ca. 21 kilometer, waarbinnen diverse maatregelen zullen worden genomen. De ingrepen hebben betrekking op het vervangen van grasbekleding, zetsteen, en asfalt, of het aanbrengen van een bestorting op een zandwig. Voorafgaand aan de ingrepen dient in kaart te worden gebracht of bij de maatregelen mogelijk archeologische waarden in het geding kunnen raken. In een eerdere fase is door Vestigia een archeologische en cultuurhistorische inventarisatie uitgevoerd. Omdat het project op dat moment nog in de verkenningsfase was en de concrete ingrepen op dat moment nog niet bekend waren, had dit bureauonderzoek nog een inventariserend karakter, met algemene adviezen ten behoeve van het ontwerp. Momenteel wordt het VKA uitgewerkt, en zijn er concrete ingrepen bekend. Het onderhavige onderzoek heeft daarom de vorm van een actualisatie van de bekende landschappelijke en archeologische en cultuurhistorische gegevens, waartegen de ingrepen uit het VKA worden afgezet. Voor alle delen van het plangebied geldt dat bij wijziging van de plannen deze opnieuw moeten worden voorgelegd om te beoordelen of de wijziging consequenties heeft met betrekking tot mogelijk verder onderzoek of maatregelen. Archeologische inventarisatie Wieringer Zeewering. Uit het bureauonderzoek blijkt dat vanuit aardkundig perspectief de archeologische verwachting binnen het plangebied hoog is voor de periodes vóór dat het plangebied bedekt werd met een veenpakket. Dit geldt voor zowel de delen die op dit moment onderdeel uitmaken van de Waddenzee als delen die op het vasteland (inclusief voorland) liggen. Het plangebied “verdronk” omstreeks 1.500 voor Christus. Daarna kwam het plangebied niet meer droog te liggen. Wel is rond 800 na Christus het veenpakket gedeeltelijk vervangen door getijdeafzettingen. De archeologische verwachting is hoog voor de periode Laat-Paleolithicum tot en met Bronstijd. De niveaus waarop deze archeologische verwachting van toepassing is, liggen op een diepte van 4-5 meter beneden NAP, buiten de scope van de regulier archeologisch onderzoek. Voor de gebieden gelegen op het vasteland direct vóór, onder/in of achter de dijk geldt dat deze een hoge verwachting hebben voor het aantreffen van waardevolle archeologische resten uit de periode (late)middeleeuwen en later; in mindere mate kunnen sporen/vondsten uit de Romeinse tijd en de IJzertijd worden verwacht. Ook de archeologische beleidskaart geeft het gebied rond Wieringer Zeewering een hoge archeologische verwachting. Deze hoge verwachting blijkt uit de vele vondsten die zijn gedaan, met name achter de dijk, maar ook ter hoogte van (in/onder de huidige dijk); ook zijn er vondsten gedaan op het voorland van de dijk, bijvoorbeeld op het tussen/voordijkse gebied ten noorden van Stroe en bij de kleiput van Vatrop. In algemene zin kent het plangebied rondom Vatrop een hoge vondstdichtheid. Enkele van de terreinen in het achterland van dijk zijn aangewezen als AMK-terrein; de aangetroffen resten hier zijn gerelateerd aan de bewoning en verdediging. Daarnaast zullen er onder de huidige bedijking resten liggen van de oude dijklichamen van voorgangers van de dijk. Het is niet duidelijk waar deze resten binnen het dijktracé liggen en hoe goed deze bewaard zijn gebleven. In de delen van het plangebied waar de oorspronkelijke zeebodem onverstoord aanwezig is, kunnen
scheepswrakken en –ladingen worden aangetroffen; dit zijn echter geïsoleerde vindplaatsen met een lage trefkans. Amsteldiepdijk. Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied op de locatie ligt waar ooit de rivier Amsteldiep liep. Langs deze rivier of zijn voorganger kunnen archeologische resten worden aangetroffen op de oevers. Deze werden tussen 3.850 en 2.750 voor Christus bedekt met een laag veen. Daarna is het plangebied te nat voor bewoning gebleven tot 1924. Binnen het plangebied kan daarom een hoge archeologische verwachting worden opgesteld voor de periode Laat-Paleolithicum tot en met Neolithicum. Deze waarden bevinden zich op een diepte van minimaal 3 meter beneden NAP. Voor de perioden na het Neolithicum geldt een lage archeologisch verwachting. In de wijde omtrek van het plangebied zijn er geen archeologische resten aangetroffen. In de delen van het plangebied waar oorspronkelijke zeebodem onverstoord aanwezig is kunnen scheepswrakken en –ladingen worden aangetroffen; dit zijn echter geïsoleerde vindplaatsen met een lage trefkans. Balgzanddijk. Uit het bureauonderzoek blijkt dat voor dit plangebied op grote diepte de archeologische verwachting hoog is voor de periode Laat-Paleolithicum tot en met Neolithicum. Dit omdat het dekzandreliëf van het plangebied tussen 3.850 en 2.750 voor Christus bedekt raakte met basisveen. Vanaf dat moment was permanente bewoning niet meer mogelijk door de hoge vochtigheid. De archeologische op het dekzand worden verwacht op een diepte van 9 meter beneden NAP, buiten het bereik van de ingrepen. Voor de perioden na het Neolithicum geldt een lage archeologisch verwachting. Het gebied is pas in het begin van de 20e eeuw drooggelegd door bedijking. In de wijde omtrek van het plangebied zijn er geen archeologische resten aangetroffen. In de delen van het plangebied waar oorspronkelijke zeebodem onverstoord aanwezig is kunnen scheepswrakken en –ladingen worden aangetroffen; dit zijn echter geïsoleerde vindplaatsen met een lage trefkans. Van belang is dat de dijk met het dubbele Balgzand kanaal uit de jaren 50 van de vorige eeuw stammen. De dijk is dus een mid 20e eeuwse antropogene ophoging; het kanaal er direct achter is destijds (dieper) uitgegraven in de waterbodem. Advies archeologie Wieringer Zeewering. De geplande ingrepen bestaan uit het vervangen van de zetsteen met een ingreep tot 0,6 m -mv aan de buitenzijde van de dijk tussen hm. 18,3 en 19,75 en het vervangen van het asfalt met ontgravingen tot 1,4 m -mv, eveneens aan de buitenzijde van de dijk, tussen hm. 22,275 en 23,10 en hm 24,175 en 24,95. Op een drietal locaties vinden ingrepen plaats waar op basis van de bekende landschappelijk en archeologische gegevens (waaronder op detailniveau onderzoek van DINO-boringen) een archeologische verwachting bestaat: 19,15 - 19,75 Ingreep zetsteen (0,6 m -mv): hier bevindt zich ondiep pleistoceen met vondstmateriaal in directe nabijheid (LMEA aardewerk vondsten, 3004040100 ; LME steen, 3003896100 objnr 1066208; LME aardewerk vondsten (pingsdorf) 3081672100 objnr 1040821; LME aardewerk vondsten kogelpot/andenne/pingsdorf/paffrath 3082271100). 22,275 - 22,55 Vervanging asfalt (1,4 m -mv): ondiep pleistoceen met vondstmateriaal in directe nabijheid (tijdens graafwerkzaamheden op 70cm -mv: 2946995100 objnr 1062334).
24,6 - 24,95 Vervanging asfalt (1,4 m -mv): Ondiep pleistoceen met in nabijheid vastgesteld intacte podzol onder holoceen kleidek (boringen; 2126366100 objnr 1093523). Geadviseerd wordt: - De gravende werkzaamheden over een lengte van 90 meter tussen 18,85 (buffer 30 m) en 19,75 archeologisch te begeleiden. De zetsteen bevindt zich onderaan de dijk, met ondanks de ingreep van maar 0,6 m -mv de hoogste kans op archeologische resten. - De gravende werkzaamheden over een lengte van 55 meter tussen 22,275 en 22,85 (buffer 30 m) archeologisch te begeleiden. De ingrepen gaan 1,4 m diep, en reiken mogelijk tot in een archeologisch niveau. - De gravende werkzaamheden over een lengte van 65 meter tussen 24,30 (buffer 30 m) en 24,95 archeologisch te begeleiden. De ingrepen gaan 1,4 m diep, en reiken mogelijk tot in een archeologisch niveau. - Voorafgaand aan de begeleiding dient eerst een Programma van Eisen te worden opgesteld dat de goedkeuring behoeft van het bevoegd gezag, de gemeente Hollands Kroon. In het PvE kan worden opgenomen dat indien tijdens de begeleiding op een locatie blijkt dat men boven het archeologisch niveau blijft, het onderzoek op deze locatie voortijdig kan worden afgesloten. De overige ingrepen vinden plaats in het dijklichaam dat in de 20e eeuw is opgehoogd en uitgebreid, en dat zelf geen archeologische waarde of verwachting vertegenwoordigt. Er wordt daarom verder geen vervolgonderzoek geadviseerd. Bij ingrepen rondom de dijk moet rekening worden gehouden met toevalsvondsten gerelateerd aan de scheepsvaart, zoals scheepswrakken. Dit geldt met name voor ingrepen aan de zeezijde van dijk; dergelijke vondsten kunnen echter ook niet worden uitgesloten onder/tegen de dijk. In dat kader verdient het aanbeveling een Werkprotocol Archeologische Toevalsvondsten (WAT) op te stellen. Indien ter hoogte van de dijk, binnen- of buitendijks bodemroerende werkzaamheden worden voorzien die dieper gaan dan 4 m – NAP moet worden bekeken of nader archeologisch onderzoek naar resten uit het Paleolithicum tot en met de Bronstijd, die zich mogelijk op dat niveau of dieper kunnen bevinden, noodzakelijk en technisch uitvoerbaar is.
Advies archeologie Amsteldiepdijk. De geplande ingrepen vinden op deze locatie bestaan uit het vervangen van het asfalt. Deze ingrepen vinden plaats binnen het dijklichaam uit de jaren van de 20e eeuw, dat geen archeologische waarde of verwachting vertegenwoordigt. Er wordt daarom verder geen vervolgonderzoek geadviseerd. Bij ingrepen rondom de dijk moet rekening worden gehouden met toevalsvondsten gerelateerd aan de scheepsvaart, zoals scheepswrakken. In dat kader verdient het aanbeveling een Werkprotocol Archeologische Toevalsvondsten (WAT) op te stellen. Indien ter hoogte van de dijk of buitendijks bodemroerende werkzaamheden worden voorzien die dieper gaan dan 3 m – NAP (of 3 m onder de waterbodem) moet worden bekeken of nader archeologisch onderzoek naar laat-paleolithische tot neolithische resten noodzakelijk en technisch uitvoerbaar is. Advies archeologie Balgzanddijk. De geplande ingrepen vinden op deze locatie bestaan uit het aanbrengen van een bestorting op een zandwig en het vervangen van het asfalt. De geplande ingrepen vinden plaats binnen het dijklichaam uit het midden van de 20e eeuw, dat geen archeologische waarde of verwachting vertegenwoordigt. De binnendijkse ingrepen vinden plaats in de vaargeul van het destijds in de waterbodem uitgegraven kanaal. De kans dat hierbij archeologische waarden worden bedreigd is zeer klein. Er wordt verder geen vervolgonderzoek geadviseerd. Bij ingrepen rondom de dijk moet rekening worden gehouden met toevalsvondsten gerelateerd aan de scheepsvaart, zoals scheepswrakken. In dat kader verdient het aanbeveling een Werkprotocol Archeologische Toevalsvondsten (WAT) op te stellen. Cultuurhistorische inventarisatie. Binnen een straal van 100 m binnen of rondom het plangebied ligt één rijksmonument, monumentnummer 510385. Het betreft het peilschaalgebouw aan de Quarantaineweg bij Westerland (bouwjaar 1919), afbeelding 19. Er bevinden zich verder geen rijksmonumenten, provinciale monumenten, gemeentelijke monumenten of MIP-objecten binnen de buffer (Kaart 5). De meeste elementen in CultGIS of op de digitale informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de Provincie Noord-Holland hebben betrekking op het dijklichaam zelf, wegen, of kenmerkende percelering. Van belang is dat deze verder niet door de geplande ingrepen worden bedreigd. Van de overige (van provinciaal belang geachte) elementen die op deze kaart worden weergegeven, vallen enkele stolpboerderijen, stolpenstructuren, tuunwallen en wieningen (wallen in kleinschalige verkaveling) binnen de buffer van 100 m rondom het plangebied. Van belang is dat deze echter achter het ruimtebeslag van de dijk liggen, ver van de geplande ingrepen. Advies cultuurhistorie. De in de omgeving bekende cultuurhistorische waarden in de vorm van Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten (meestal in de vorm van boerderijen) bevinden zich buiten het ruimtebeslag van de dijk, en worden niet bedreigd door de geplande ingrepen. Het enige gewaardeerde cultuurhistorische object boven op de dijk is het peilschaalhuisje bij Westerland (Rijksmonument 510385), maar dat valt buiten de scope van de ingrepen. Het dijklichaam zelf vertegenwoordigt wel een cultuurhistorisch waardevolle structuur. De geplande ingrepen vormen echter geen wezenlijke verandering van het karakter en uiterlijk van de dijk. De ingrepen zullen alleen maar de cultuurhistorische waarde van de dijk behouden en versterken. In geval de ingrepen toch nog wijzigen, wordt geadviseerd de geïnventariseerde waardevolle cultuurhistorische objecten en structuren zoveel mogelijk te behouden en indien mogelijk te versterken.