Geïnterviewde 17, Moeder_IND_17, is de moeder van de op 12 febr. 2004 overleden P.M. (56 jaar). Zij werkte eerst als verpleegster voor militairen en later als hulp in de huishouding bij Nederlandse militairen, waaronder de heren V., V.L. en een man wiens naam ze niet goed kan uitspreken, V. of P. Waarschijnlijk is de naam ‘V.’. Zij werkt in de huishouding (koken, wassen) bij de militairen, die waarschijnlijk gezamenlijk in een huis wonen (kazerne?), waarschijnlijk van 1948 tot 1949. Deze V. verwekt een kind bij haar. Zij is een maand zwanger, als V. samen met de andere Nederlanders weggaat. Zij wil wel met hem mee, maar mag niet. De kleinzoon durft niet te vragen of V. geweten heeft dat zij zwanger was op het moment dat hij wegging. Zoon P.M. is waarschijnlijk in 1949 geboren. Als de Nederlanders weg zijn, ontvangt ze nog eenmaal bericht van (een van) hen, met een pakketje stoffen voor kleding. Na de bevalling heeft Moeder_IND_17 het moeilijk in de kampong met een wit kind. Ze krijgt in 1950 een relatie met de Indonesische man M., theeplantagearbeider, die ook bij het interview aanwezig is en aanvullingen geeft op het verhaal van Moeder_IND_17. In 1957 trouwen M. en Moeder_IND_17 officieel. M. heeft P.M. altijd als zijn zoon beschouwd. Hij bracht hem vaak achterop de fiets naar school, en kinderen uit de kampong riepen P.M. dan beledigende dingen achterna. De dorpelingen roddelden over hem, noemden hem ‘anak belanda’ en ‘sinyo’ (van seigneur: het heertje). Dat deed hem pijn. Hij zag er ook anders uit, was langer van gestalte, had roodachtig haar, een hoekneus en een roodachtige witte huid. Hij was wel eens bang. P.M. hield zich afzijdig, net als M., om geen vijandigheden uit te lokken. Er was nog 1 ander kind in de kampong van een Nederlandse militair A., het meisje heette A. en haar moeder Ibu O.. Volgens kleinzoon T. leidde zijn vader een teruggetrokken bestaan. Hij verkeerde niet graag samen met de dorpelingen, nam nauwelijks deel aan festiviteiten en samenkomsten. Hij werkte als beveiliger op de theeplantage, was weinig thuis. Hij was introvert, maakte nooit een praatje op straat of na afloop van de gebedsdienst in de moskee. Kleinzoon T. wordt zelf door de dorpelingen ook nog af en toe ‘bezetter’ genoemd. T. hoort pas tijdens dit interview met zijn oma de mogelijke naam van zijn grootvader (V.). Zijn vader sprak nooit over hem, zijn grootmoeder nauwelijks. Maar zij zegt wel dat ze P.M. altijd een mooi kind heeft gevonden, omdat hij wit was.Projectbeschrijving ‘Oorlogsliefdekind’:Tijdens de dekolonisatie-oorlog met Indonesië onderhielden Nederlandse militairen contacten met de lokale bevolking, en dus ook met Indonesische meisjes. Regelmatig werden, vaak onbedoeld, uit deze verhoudingen kinderen geboren. Na de onafhankelijkheidsoverdracht in 1949 keerden de troepen terug naar huis. Een onbekend aantal Nederlands-Indonesische kinderen bleef achter bij hun moeder in het nieuwe Indonesië.Voor het project Oorlogsliefdekind zijn 18 Oral History interviews met vaders, moeders en de betreffende kinderen gedeponeerd bij DANS. De datasets van deze geïnterviewden bestaan uit audiovisuele interview opnames, de bijbehorende transcripties en eventueel aanvullende data zoals brieven, persoonlijke en officiële documenten, foto's en persoonlijk filmmateriaal van de geïnterviewde. Zie voor meer informatie de link naar de volledige projectbeschrijving met alle bijbehorende interviews verderop op deze pagina.English summary:Oorlogsliefdekind (Warlovechild) is a crossmedia project that consists of oral history interviews, a website in Dutch, Indonesian and English (www.oorlogsliefdekind.nl & www.warlovechild.org) and several media productions in cooperation with the Dutch broadcasters NPS, VPRO and the Digital Channel. A documentary Tuan Papa is produced for broadcast on Dutch and Indonesian television.
Date Submitted: 2010-10-29
Dit interview staat (nog) niet op Getuigenverhalen.nl. Zodra dit wel het geval zal zijn, zullen we de link alsnog toevoegen aan de beschrijving van dit interview.