De gemeente Tynaarlo heeft het voornemen om ten noorden van het dorp De Groeve een plangebied te ontwikkelen ten behoeve van woningbouw en recreatie. In 2004 is door archeologisch onderzoeks- en adviesbureau ‘De Steekproef’ een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd door middel van boringen (Groen-Lubbers & Jelsma 2004). Hieruit werd geconcludeerd dat in 23 boringen de bodemopbouw niet meer intact is, maar dat bij de overige veertig er sprake was van een redelijk gave tot goede podzolbodem. Het meest zuidelijke deel van de onderzoekslocatie kon toen niet worden onderzocht vanwege wateroverlast. Tijdens het booronderzoek werden enkele fragmentjes aardewerk aangetroffen, namelijk een wandscherf van terpaardewerk uit de Romeinse Tijd en acht rand- en wandscherven van middeleeuws kogelpotaardewerk.Conform het Verdrag van Malta heeft de gemeente Tynaarlo, als eigenaar van het terrein, aan Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) de opdracht gegeven om een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven uit te voeren. Namens de gemeente Tynaarlo was dhr. M. Wieringa hierbij betrokken.Het veldwerk werd uitgevoerd tussen 28 april en 4 mei 2005. De graafmachine werd geleverd door fa. Jager uit Midwolde (Gr.) en bediend door dhr. T. Drent. Namens ARC bv waren mw. drs. A. Ufkes (projectleiding), dhr. A.Wieringa (veldtechniek) en mw. N. Lemmers (veldmedewerker) betrokken. Het aardewerk werd gedetermineerd door mw. drs. K.L.B. Bosma, de houtskool werd geanalyseerd en beschreven door drs. ing. G.J. de Roller.De hogere delen hebben een potentiële archeologische waarde, zoals blijkt uit de restanten van de haardkuilen en de vondstmelding in Archis van een mesolithische vuursteenvindplaats. De losse vondsten met een neolithische datering kunnen zowel met de hogere dekzandruggen als met de lager gelegen, met veen opgevulde, gebieden worden geassocieerd (waarnemingsnrs. 163 en 239063 in tabel 1). Omdat de verstoringen de top van het dekzand hebben aangetast is de archeologische waarde daarmee verloren gegaan. Vanuit archeologische oogpunt zijn er derhalve geen belemmeringen voor de geplande nieuwbouw op de onderzoekslocatie. Het kan echter niet worden uitgesloten dat tijdens de graafwerkzaamheden in het plangebied archeologische vondsten worden aangetroffen. In dat geval dient de opdrachtgever rekening te houden met het feit dat er ten aanzien van archeologische vondsten een meldingsplicht bestaat conform Monumentenwet 1988, artikel 47. Indien tijdens de uitvoering van de voorgenomen graafwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dient op grond van deze meldingsplicht, onverwijld contact opgenomen te worden met de provinciaal archeoloog van Drenthe, dr. W.A.B. van der Sanden.De aanbeveling om het terrein vrij te geven, geldt uitsluitend voor de twee onderzochte percelen. Aan het eind van paragraaf 3 is reeds gesteld dat er grote verschillen zijn in de mate van intactheid van de bodem, en dat deze verschillen zich op (historisch) perceelsniveau afspelen. Er moet daarom sterk rekening gehouden worden met het feit dat de percelen direct ten noorden van De Kruierij wellicht niet zijn gediepploegd, en de bodemopbouw dus nog intact is. Zowel vanwege het feit dat zich hier ter plaatse een zone vindt met een hoge archeologische verwachting, als de aanwezigheid van minimaal twee mesolithische haardkuilen in werkput 1, kan worden gesteld dat hier resten uit het Mesolithicum kunnen worden verwacht. Eventuele bodemverstorende ingrepen in de toekomst dienen daarom te worden voorafgegaan aan archeologisch onderzoek, waarbij de (historische) perceelsgrenzen bepalend zijn voor dit onderzoek.
Date: 2005
