Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase Kruislaan 2 te Meedhuizen, gemeente Eemsdelta (GR) Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase Kruislaan 2 te Meedhuizen, gemeente Eemsdelta (GR)

DOI

Laagland Archeologie heeft in juli – augustus een Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd aan de Kruislaan 2 te Meedhuizen. Het onderzoek vond plaats in verband met de ruimtelijke procedure rondom de bouw van een nieuwe loods.Het onderzoek is uitgevoerd conform de protocollen SIKB KNA 4002 en 4003. Het bureauonderzoek had tot doel een archeologisch verwachtingsmodel op te stellen. Centraal staat daarbij de vraag of en zo ja welke archeologische resten (complextype, datering, diepteligging en gaafheid) in het plangebied kunnen worden verwacht. Hiertoe zijn landschappelijke, archeologische en historische bronnen geraadpleegd.Het plangebied ligt op een getij-inversierug en/of een vlakte van getij-afzettingen. Daarmee is in het plangebied al dan niet siltige klei en/of kleiig zand of zand te verwachten. Deze mariene afzettingen hebben naar verwachting een dikte van ongeveer 3 m. Daaronder zijn veen- en kleiafzettingen te verwachten. De onderzijde van de Holocene afzettingen bestaat uit een laag basisveen. Dekzand bevindt zich vermoedelijk op een diepte vanaf 3,5 – 4,5 m -mv. Veenvorming vindt plaats tussen ongeveer 3850 en 2750 voor Chr. Vanaf circa 500 voor Chr. is het plangebied onderdeel van een kweldergebied. Rond 100 na Chr. is een geulstelsel ontstaan dat nadien wordt opgevuld met zandige klei en/of zand. In de omgeving komen een aantal wierden voor waarvan de bewoningsgeschiedenis is terug te voeren tot de IJzertijd. In historische tijden is het plangebied tot 1920 onbebouwd geweest en afwisselend in gebruik als grasland en bouwland. De in 1920 gebouwde woning is nog steeds aanwezig. De afgelopen decennia zijn een aantal schuren gebouwd. Het plangebied is tot op heden onbebouwd gebleven, maar gezien de aangrenzende bebouwing en aanwezige sloten is met bodemverstoring te rekenen.In de diepere ondergrond (dekzand) zijn resten uit de steentijd te verwachten. De geplande ingrepen vormen geen bedreiging voor deze resten. Voor de periode Neolithicum – Midden-IJzertijd wordt een middelhoge verwachting aangehouden. Ook voor deze periode geldt dat resten niet bedreigd worden door de geplande ingrepen. Rond 100 na Chr. is het plangebied onderdeel van een groot getijdengeulstelsel. Tot het moment dat deze geul verland is geen bewoning te verwachten. Daarnaast heeft dit geulenstelsel oudere afzettingen tot onbekende diepte geërodeerd, waardoor eventuele bewoning uit vroegere perioden waarschijnlijk verdwenen is. In de loop van de IJzertijd en Romeinse tijd was het plangebied vermoedelijk voldoende hooggelegen voor bewoning. Voor de periode IJzertijd tot en met de Nieuwe Tijd geldt daarom een hoge verwachting. Bewoning tot de aanleg van de dijken (circa 1000 na Chr.) zal waarschijnlijk beperkt zijn gebleven tot de wierden. Bekend is echter dat buiten wierden vaak resten van landinrichting vanaf deze periode worden aangetroffen. Het kan daarbij gaan om mestkuilen, slootjes, afvalkuilen en waterputten. Deze resten bevinden zich vlak onder het maaiveld, dicht onder de bouwvoor of later aangeslibde kleilaag. Deze grondsporen kunnen zich tot grote diepte uitstrekken. Resten zoals aardewerk, houtskool, dierlijk bot en dergelijke bevinden zich dicht onder het maaiveld en eventuele latere kleilagen. Ook resten van ontginning ten tijde van de IJzertijd – Vroege Middeleeuwen kunnen verwacht worden (brandsporen, ontstaan bij het afbranden van kweldervegetatie). Dergelijke sporen zijn later waarschijnlijk bedekt met zeeklei en liggen tegenwoordig tot ongeveer 1 m onder het maaiveld.Het uitgevoerde verkennende booronderzoek heeft tot doel het verwachtingsmodel te toetsen en zonodig aan te vullen. Hiertoe zijn verspreid over het toegankelijke deel van het plangebied verkennende boringen gezet. In dit stadium is verkennend booronderzoek de meest efficiënte onderzoekswijze om de archeologische potentie van het plangebied in kaart te brengen.Tijdens het booronderzoek is onder een verstoord, deels opgebracht pakket van 50 – 70 cm een dik pakket kwelderafzettingen aangetroffen. Archeologisch relevante lagen zijn niet gezien. De archeologische verwachting voor de periode vanaf de Midden-Bronstijd kan daarom worden bijgesteld naar ‘laag’. Eventuele resten uit oudere perioden worden niet bedreigd door de geplande ingrepen.Dit rapport is niet beoordeeld.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-x48-8vx2
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-x48-8vx2
Provenance
Creator E.W. Brouwer
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor R.C.B. Steenbak; Laagland Archeologie
Publication Year 2023
Rights DANS Licence; info:eu-repo/semantics/restrictedAccess; https://doi.org/10.17026/fp39-0x58
OpenAccess false
Contact R.C.B. Steenbak (Provincie Noord-Brabant)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/gml+xml; application/pdf; application/zip; text/xml
Size 2499; 1595912; 24728; 3289; 1190; 1343; 1815; 830; 1597; 3131; 10326; 5253; 1851; 1148; 1678; 1831; 2038; 2143; 2025; 1266; 1624; 2134; 1391; 1984492; 978; 1602; 177302; 1445; 977; 1280; 1604425; 907; 1208; 2963; 980; 38289; 1470; 2124; 2075; 1450; 1813; 1524; 2323; 306614; 43009; 1253; 265715; 306077
Version 1.0
Discipline Humanities