In opdracht van Jysk heeft Sweco Nederland B.V. een archeologisch inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) uitgevoerd naar de locatie Karperweg te Lelystad, gemeente Lelystad (zie bijlage 1). De aanleiding voor dit onderzoek is het voornemen van Jysk om een distributiecentrum in Nederland te realiseren (Afbeelding 1). Voor de realisatie van het distributiecentrum zal vrijwel het volledige oppervlak van het plangebied geroerd gaan worden, in totaal 25,6 ha. Uit het voorafgaande onderzoek is gebleken dat er binnen het plangebied voor de top van het dekzand een middelhoge verwachting is op vindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum-Mesolithicum. Deze verwachting is middelhoog omdat er nog basisveen aanwezig lijkt op het dekzand, wat indicatief is voor gunstige conserveringscondities van eventuele vindplaatsen in het dekzand. De verwachting op scheepswrakken is niet gewijzigd. Vanwege de aanwezigheid van uitgestrekte visvijvers in het plangebied lijkt deze kans vrij gering te zijn. In het plangebied zijn in het Laagpakket van Wormer sterk siltige lagen aangetroffen die zijn geïnterpreteerd als oeverafzettingen. In twee boringen zijn deze oeverafzettingen zwak humeus en kalkloos, wat kan betekenen dat er bodemvorming heeft plaatsgevonden. Naast het aantreffen van oeverafzettingen is er in een enkele boring een pakket van meer dan 2 m dik in het Laagpakket van Wormer aangetroffen dat is geïnterpreteerd als zandige/kleiige geulafzettingen. Er is hier sprake van een fossiele geul van een kreek. De bovengenoemde oeverwallen zijn dus wel degelijk aangetroffen in het gebied, en gezien er in het Holoceen bewoning mogelijk was op deze oeverwallen van de getijdegeulen in het gebied is er een middelhoge verwachting op archeologische sporen en resten gerelateerd aan de Swifterbant cultuur. Het betreft hier mogelijk resten van de aanvulling op het krekensysteem zoals te zien is op Afbeelding 2. Aangezien er maar in een enkele boring zandige/kleiige geulafzettingen zijn aangetroffen gaat het om hoogstwaarschijnlijk een relatief smalle geul van een kreek. In bijna alle boringen, met uitzondering van boring 1 en 2, is het dekzand van de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden getroffen. De eerste twee boringen laten zien dat er op deze locatie het begin van deze dekzandopduiking te zien is. De boringen laten zien dat er nog geen bodemvorming in het dekzand heeft plaatsgevonden in het plangebied. Mogelijk lag het plangebied in een lagergelegen gebied waardoor het relatief snel is vernat en er veenvorming heeft opgetreden. In een enkele boring was er sprake van een incomplete podzol (A-horizont – C-horizont). Vanwege het aantreffen van een enkele boring met een
A-horizont lijkt het hier te gaan om een mogelijke inspoeling van de bovengelegen Basisveen Laag. De verwachting op archeologische resten voor het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum is laag omdat er geen bodemvorming heeft opgetreden in het dekzand. Mogelijk lag het gebied toen al lagergelegen en heeft er relatief snel veenvorming opgetreden, wat het gebied onaantrekkelijk voor bewoning maakt. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt voor het plangebied vervolgonderzoek aanbevolen in de vorm van een karterend booronderzoek. Doel van een karterend booronderzoek is om eventueel aanwezige vindplaatsen te karteren. Geadviseerd wordt om in totaal 16 boringen te zetten in een grid van 20x25 m rondom boring nummer 14 en 19 om eventueel archeologische resten en/of zones te karteren. Dit rapport is niet ter goedkeuring voorgelegd aan het bevoegd gezag. Het rapport is in concept afgemeld in opdracht van de opdrachtgever.