Inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven Est-Rondweg

DOI

Het Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven heeft twee vindplaatsen aan het licht gebracht: één Romeinse (vindplaats 1) en één middeleeuwse (vindplaats 4). De vooraf verwachte andere twee vindplaatsen zijn niet aangetroffen. In vindplaats 2 bleek de verwachte cultuurlaag uit de Midden- IJzertijd verward te zijn met een vegetatieniveau uit de Volle Middeleeuwen, zoals werd aangetoond in sleuf 9. In de omgeving is wel een nederzettingsterrein uit de IJzertijd aanwezig, maar dit moet zich enkele honderden meters verder noordwestelijk bevinden. Vindplaats 3 werd verwacht op basis van een vondststrooiing met aardewerk uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen aan het oppervlak van zone 4. Inderdaad is hier tijdens het veldonderzoek relatief veel aardewerk gevonden uit beide perioden. Voor de Romeinse tijd bleken in zone 4 echter alleen perifere sporen aanwezig te zijn, behorend bij bewoning waarvan de kern vermoedelijk westelijk van het onderzoeksgebied moet worden gezocht. Middeleeuwse sporen ontbraken, maar de vondstconcentratie kan worden verklaard door de nabijheid van vindplaats 4. Een flauwe depressie - het restant van een 30 m brede natuurlijke geul - markeert de noordelijke begrenzing van vindplaats 1, een gedeelte van een veel grotere inheems-Romeinse nederzetting. Gezien de beperkte onderzochte oppervlakte was het niet mogelijk structuren te herkennen in de sporen uit de Romeinse tijd. Deze bestonden uit paalkuilen, kuilen en een tweetal greppels. Het noordelijke deel - over een breedte van ongeveer 15 m - van de vindplaats is goed geconserveerd. Onmiddellijk ten zuiden hiervan kunnen we stellen dat de verstoring zo goed als totaal is. Deze verstoring is enerzijds veroorzaakt door zandwinning (kuilen) en anderzijds door recente egalisaties. Op basis van het vondstmateriaal - dat relatief gering in aantal is door de aard van het onderzoek - kan met zekerheid gezegd worden dat de bewoning aanvangt in de vroeg-Romeinse periode, meerbepaald ten laatste in het tweede kwart van de 1ste eeuw na Chr. Aanwijzingen voor een dergelijke vroege datering zijn de aanwezigheid van sporen die enkel inheems handgevormd aardewerk bevatten, de vondst van een AVAVCIA-munt in een greppel, en van een fibula en een armbandfragment uit de vroeg-Romeinse tijd. De bewoning loopt in ieder geval door tot in de 3de eeuw na Chr, maar mogelijk zelfs in tot in de 4de eeuw. Daarbij dient te worden bedacht dat slechts een klein gedeelte van het nederzettingsterrein is aangesneden. Elders in de woonplaats kan de bewoning eerder zijn aangevangen of later gestopt, of kunnen nu moeilijk te onderscheiden perioden duidelijker aanwezig zijn. Verspreid over het tracé van de geplande rondweg zijn verschillende Romeinse greppels aangetroffen, die geïnterpreteerd kunnen worden als perifere structuren, te relateren met vindplaats 1 of met een andere tijdens dit onderzoek niet aangesneden vindplaats. Niet uitgesloten is dat vindplaats 1 een voortzetting kent onder de huidige dorpskom van Est, in een langgerekte strook langs de oostrand van de Estse stroomgordel. Op de twee bouwpercelen E 603 en E 604 is de zuidoostelijke randzone van het Middeleeuwse dorp Est aangesneden: vindplaats 4. Alleen de zuidoostelijke begrenzing van de vindplaats is aangetoond. Op basis van de keramiek- en metaalvondsten kan dit gedeelte van de middeleeuwse nederzetting gedateerd worden van het begin van de 12de eeuw tot in de Nieuwe tijd. Post-middeleeuwse sporen die aan bewoning gerelateerd kunnen worden beperken zich echter tot de bovenvulling van een brede laat-middeleeuwse greppelbundel centraal in sleuf 13. Deze greppel (of gracht?) houdt, gezien de datering en de grote hoeveelheid puin in de 14de- en 15de-eeuwse vullingslagen, mogelijk verband met het Middeleeuwse kasteel ’t Huis, dat direct aan de overzijde van de Dreef heeft gestaan. Hoewel aardewerk dat aantoonbaar dateert van vóór de 12de eeuw ontbreekt, is in vindplaats 4 een geëmailleerde schijffibula uit de tweede helft van de 9de of de 10de eeuw gevonden. Dit wijst erop dat andere delen van de middeleeuwse dorpskern sporen van oudere bewoning mogen worden verwacht. De originele stratigrafie was nog grotendeels intact, vooral in de westzijde van sleuf 13. De omvang van de vol- en laat-middeleeuwse nederzetting overlapt waarschijnlijk grotendeels met de huidige dorpskern. Het sporenbestand van vindplaats 4 bestaat uit een groot aantal paalkuilen, kuilen en greppels. Structuren kunnen niet herkend worden. De greppels zijn alle zuidwest-noordoost georiënteerd. Het vondstmateriaal is goed geconserveerd.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xdh-z82m
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xdh-z82m
Provenance
Creator M.D.R. Schurmans; E.M.P. Verhelst
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor L Schoenmakers; G. Boreel (VUhbs archeologie); W.J.M.M. Jozen (VUhbs archeologie); J. van Kerckhove (VUhbs archeologie); M. de Groot (VUhbs archeologie); H. van Haaster (BIAX)
Publication Year 2018
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact L Schoenmakers (VUhbs archeologie)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/xml; application/pdf
Size 12031; 10650; 827; 6227; 19910025
Version 1.0
Discipline Humanities