In totaal zijn tijdens het veldonderzoek (verkennende en karterende fase) twaalf boringen verricht. Met het veldonderzoek is vastgesteld dat de bodem in het onderzochte deel van het plangebied reeds verstoord is geraakt. De bodem bestaat uit bouwvoor, op een geroerd pakket, op dekzand en keileem. Tijdens het veldonderzoek zijn in twee boringen archeologische vondsten gedaan. Dit betreft aardewerk scherven en een fragment van een pijpekop uit de late middeleeuwen – nieuwe tijd. Alle vondsten zijn gedaan in de geroerde, verstoorde top. De vondsten zijn vermoedelijk in het verleden aangevoerd met terpaarde of stadsmest ten behoeve van de bodemvruchtbaarheid. Het onderzoek heeft geen vondsten opgeleverd die op de aanwezigheid van intacte archeologische grondsporen wijzen. Hiermee is er in het plangebied een lage kans op behoudenswaardige archeologische waarden.