In opdracht van Tauw B.V. heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau op 6 en 7 juni 2011 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs de Schipbeek in de gemeente Hof van Twente. Het veldonderzoek bestond deels uit een verkennend en deels uit een karterend booronderzoek. Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en, indien mogelijk, een eerste indruk geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische resten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 4 een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolgonderzoek.
Op basis van het bureauonderzoek is aan het grootste deel een lage verwachte dichtheid aan archeologische resten toegekend. Het betreft naar alle waarschijnlijkheid een vanaf de Middeleeuwen planmatig gegraven watergang in een laaggelegen (voormalig moerasachtig) gebied.
Voor de dekzandwelvingen ten zuiden van het tracé geldt een middelmatige archeologische verwachting, met name voor de periode Laat Paleolithicum tot en met Bronstijd.
Tijdens het veldonderzoek zijn in totaal 34 boringen uitgevoerd. De bodem in het noordelijke deel van het plangebied bestaat uit een moerige bovengrond op verspoeld dekzand. Zuidelijk van de Kooibrug komen dekzandwelvingen voor. Door de aanleg/vergraving van de beek is in de meeste boringen waargenomen dat de bodemopbouw is verstoord tot in of onder het archeologische niveau. Alleen in boring 28 is een intacte bodem aangetroffen. In deze boring zijn daarnaast meerdere archeologische indicatoren (houtskool en vuursteen) aangetroffen uit waarschijnlijk het Midden Neolithicum.
Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek wordt aanbevolen om aanvullend archeologisch onderzoek te laten verrichten in de zone tussen de boringen 28 en 30. Geadviseerd wordt om dit vervolgonderzoek te laten plaatsvinden in de vorm van een archeologische begeleiding conform het protocol opgraven uit de KNA versie 3.2. In het overige deel van het plangebied wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.
