Inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen Fietspad Weebosch en Luyksgestel, gemeente Bergeijk

DOI

In opdracht van CroonenBuro5 heeft Antea Group in juli-september 2021 een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de wegzijden van de Weebosch of Weebosscherweg, gelegen tussen Weebosch en Luyksgestel, gemeente Bergeijk. De opdrachtgever is voornemens om langs de reeds bestaande weg vrij liggende fietspaden aan te leggen van ca. 3,5-4 m breed. Bij de aanleg van de fietspaden zal de bodemopbouw naar verwachting worden verstoord tot dieper dan 0,5 m beneden maaiveld. De totale oppervlakte van de ontgraving bedraagt circa 6.500 m2. Bij de aanlegwerkzaamheden kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden worden verstoord. Het plangebied was onderzoeksplichtig conform het vastgestelde archeologiebeleid van de gemeente Bergeijk. Het onderhavige archeologisch onderzoek bestaat uit een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase, en rondom twee boorpunten een aanvullende karterende fase), nadat in 2020 een archeologisch bureauonderzoek is uitgevoerd voor het plangebied. Uit het bureauonderzoek bleek dat voor het plangebied verschillende archeologische verwachtingen golden. Voor de delen van het plangebied die gelegen zijn op de duinen en stuifkoppen (type kampduinen) was er een kans om archeologische resten aan te treffen uit de vroege prehistorie. In het noordelijke deel van het plangebied bestaat mogelijk een kans op het aantreffen van archeologische resten van een huisplaats uit de nieuwe tijd. Hier werd een archeologisch proefsleuvenonderzoek geadviseerd (variant archeologische begeleiding); dit gedeelte van het plangebied maakt daarom geen deel uit van het onderhavige inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase). Een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) heeft als doel de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek te toetsen. Dit wordt gedaan door het in kaart brengen van de bodemopbouw en eventuele verstoringen in de bodem, en door de kansrijke en kansarme zones wat betreft archeologie te identificeren. Als er in het veld sprake was van een intacte bodemopbouw werd er direct overgegaan op een karterend booronderzoek zodat een (mogelijk aanwezige) archeologische vindplaats kon worden begrensd. Conclusies. Het plangebied lag in een stuifzandlandschap (kamduinen). De meeste bodemprofielen werden afgedekt door een strooisellaag. De bovengrond bestond meestal uit (verstoven) jong dekzand met een laagdikte tot ca. 1,05 m. Daaronder werd bij een aantal boorpunten een (sterk) lemige laag aangetroffen, wat fluvio-eolische afzettingen of oud dekzand zou kunnen zijn. Daaronder werd, als er diep genoeg werd geboord, grover fluviatiele zand aangetroffen behorende tot de Formatie van Sterksel (tussen ca. 0,7 en 1,7 m beneden maaiveld). Alleen bij de boorpunten 13 en 14 werden er in het oorspronkelijke dekzand redelijk intacte resten van een humuspodzolgrond aangetroffen, wat bij dit onderzoek gold als een mogelijke indicator voor een archeologische vindplaats uit de vroege prehistorie. De bodemhorizonten die bij een humuspodzolgrond horen (de uitspoelings- en/of inspoelingshorizont) werden bemonsterd en gezeefd. Er werden echter geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op een archeologische vindplaats. Dat is niet verrassend. Voordat het stuifzandlandschap ontstond waarbij er reliëfinversie heeft plaatsgevonden, lag het oorspronkelijke maaiveld van de boorpunten 13 en 14 waarschijnlijk relatief laag in het landschap (nu ligt het dekzandniveau relatief hoog in het landschap in vergelijking met het dekzandniveau uit andere boorprofielen, omdat bij de boorpunten 13 en 14 het dekzand niet of nauwelijks is afgestoven). Door de oorspronkelijke relatief lagere ligging van het maaiveld in het landschap bij de boorpunten 13 en 14 waren deze locaties mogelijk wat natter dan de omgeving en zal er in de prehistorie relatief weinig menselijke activiteit hebben plaatsgevonden. Advies. Op basis van dit inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen, verkennende fase en karterende fase, adviseren wij om het plangebied vrij te geven, omdat er geen indicatoren zijn aangetroffen die wijzen op een (behoudenswaardige) archeologische vindplaats. Het bevoegd gezag, de gemeente Bergeijk, heeft het advies goed gekeurd.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/0CPTCI
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/AR/0CPTCI
Provenance
Creator Modderkolk, M.W.J. ORCID logo
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor Nater, C.I.
Publication Year 2022
Rights CC-BY-NC-SA-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/4.0
OpenAccess true
Contact Nater, C.I. (Antea Group)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf
Size 5289081
Version 1.0
Discipline Humanities