In opdracht van Ronin bv heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied Nijmeegsestraat 46 te Gendt (gemeente Lingewaard).Uit het bureauondezoek blijkt dat de verschillende bronnen elkaar tegenspreken met betrekking tot de geomorfologische situatie in het plangebied. Mogelijk ligt het plangebied op een stroomgordel of een oeverwal van de Waal, die actief was vanaf de Romeinse periode tot heden. Uit het Actueel Hoogtebestand Nederland blijkt dat het zuiden van het plangebied iets hoger is gelegen dan het noorden ervan. Dit beeld correspondeert grotendeels met het beeld op de IKAW, waarbij het zuiden van het plangebied een hoge en het noorden een middelhoge archeologische verwachting heeft. Mogelijk ligt het plangebied dan ook op een oeverwal van de Waal-stroomgordel, terwijl het plangebied in noorden afhelt richting het komgebied. Algemeen geldt voor het zuiden van het plangebied een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van nederzettingsresten uit de Romeinse periode en later, gezien de Waal actief was vanaf het einde van de ijzertijd tot heden. Het noorden van het plangebied is wat lager gelegen, waardoor een middelhoge verwachting geldt voor dit deel van het plangebied. Mocht uit het veldonderzoek echter blijken dat het noorden van het plangebied in het komgebied is gelegen, geldt voor dit deel van het plangebied een lage archeologische verwachting. Een verkennend booronderzoek wordt aanbevolen om inzicht te krijgen in de verschillende landschappelijke eenheden van het plangebied. Volgens de bodemkaart zijn in het plangebied ooivaaggronden aanwezig.Archeologische vondsten kunnen in een ooivaaggrond bij een intact bodemprofiel worden verwacht op of binnen 30 cm beneden maaiveld. Bewoningssporen kunnen worden verwacht vanaf de onderzijde van de Ah/Ap-horizont. In zowel het rivierengebied als het zeekleigebied dient echter rekening te worden gehouden met verschillende sedimentatiefasen, waarbij oudere bodems (en dus leefniveaus) kunnen zijn afgedekt met jongere rivierklei- of zeeklei-afzettingen. Soms zijn de begraven Ahorizonten nog goed zichtbaar als donkergrijs tot zwart gekleurde laklagen op diepere niveaus in de bodem. Ook kunnen oude bodems zijn afgedekt onder colluviale dekken in het lössgebied. In die situaties kunnen onder de C-horizont dus nog begraven bodems met bewoningssporen en vondstniveaus voorkomen. Omdat de ooivaaggronden vaak in gebruik zijn als geploegd akkerland of boomgaard, zal de bovengrond veelal al verploegd zijn. Diepere sporen van eventuele vindplaatsen kunnen nog wel intact worden aangetroffen. Vanwege de lage tot middelhoge grondwaterstand en de biologische homogenisatie van het profiel is de kans op een goede conservering van grondsporen, organische resten en botmateriaal lager dan bij lager gelegen en nattere bodems.Over het algemeen kan worden geconcludeerd dat in het hele plangebied oeverwalafzettingen aanwezig zijn. Nergens is komklei aangetroffen. Overal in het plangebied bestond de bovenste meter uit zwak zandige oeverafzettingen. In het noorden en een deel van het midden van het plangebied bevonden zich hieronder sterk zandige oeverafzettingen. In het zuiden werd tussen circa 120 en 150 cm beneden maaiveld een matig tot sterk siltige laklaag of vegetatiehorizont aangetroffen, die gevormd is in oeverafzettingen. Gezien de aanwezigheid van oeverafzettingen in het ganse plangebied blijft de middelhoge tot hoge verwachting voor het plangebied gehandhaafd. Hoewel het onderzoek slechts verkennend was, is in het plangebied reeds één vindplaats aangetroffen. Het gaat om bewoning, mogelijk uit de Romeinse periode of de nieuwe tijd. Gezien het slechts om een verkennend booronderzoek ging, dat vooral gericht was op het in kaart brengen van de bodemopbouw in het plangebied, is het niet uit te sluiten dat in het plangebied nog meer vindplaatsen aanwezig zijn.Aanbevolen wordt dan ook om in het plangebied een karterend booronderzoek uit te voeren teneinde op te sporen of binnen de grenzen van het plangebied nog meer vindplaatsen aanwezig zijn en de reeds aangetroffen vindplaats te begrenzen.
Date Submitted: 2011-08-16